De brief die Hilal Makhtout niet meer kon schrijven

‘Ik ben gestorven toen ik 33 jaar was’

Lili Verjauw (midden) is de advocate van Samira en Maleka, de zussen van de atletisch gebouwde Hilal Makhtout, het slachtoffer in dit proces. En niet onbesproken kleinere drugsdealer die in geldnood was geraakt en de verkeerde beslissingen nam die tot zijn gruwelijke dood hebben geleid.

Bedoeling was om, bij het begin van het proces, als burgerlijke partijstelling een stukje literatuur voor te dragen, in de vorm van een brief die zogezegd door Hilal Makhtout is geschreven en gericht aan zijn rechters op dit proces, in fine de volksjury.

Een mooi stukje, dat zeker, maar halverwege de voorlezing door Lili Verjauw greep voorzitter Jo Daenen in. ‘Dat kan ik nu niet toestaan, u kan dat gebruiken tijdens de pleidooien en eventueel dan voorlezen.’


De brief is ondertussen tot bij ons geraakt.

Mijn naam is Hilal Makhtout, ik ben geboren op 22 januari 1986 en gestorven toen ik 33 jaar was. Mijn leven was kort, maar niet zonder problemen.
Ik was de jongste en enige zoon in ons gezin, naast mijn twee oudere zussen Samira en Maleka. Toen ik een halfjaar oud was, werd ons gezin al geconfronteerd met het grote verlies van mijn vader die op 28-jarige leeftijd omkwam bij een arbeidsongeval in de mijnen van Waterschei. Mijn moeder bleef alleen achter met drie jonge kinderen en een weduwenpensioen.
Mijn zussen zullen u zeggen dat ik de oogappel van mijn moeder was. Maar ook voor Samira en Maleka was ik hun lieveling. Ze droegen mij op handen en deden alles voor mij.
Op school ging het allemaal niet zo best wegens mijn mindere begaafdheid, ik had een IQ beneden de 70, waardoor ik mijn schooltijd doorbracht in het buitengewoon onderwijs.
Niettegenstaande mijn mindere begaafdheid, koesterde ik toch in stilte grote dromen. In mijn wildste verwachtingen wilde ik ondernemer worden of manager van een groot bedrijf. Ik probeerde steeds mijn zwakbegaafdheid te camoufleren en te compenseren. Ik pikte veel op van wat anderen zegden, ook van de televisie en de films.
Mijn grootste droom, uiteindelijk, kwam erop neer dat ik er graag bij hoorde.
En, ik hoorde er ook bij, bij mijn vrienden.
Na de dood van mijn moeder, toen ik 20 jaar was, heeft mijn zus Samira voor mij gezorgd, zo goed als mijn moeder dat deed. Samira die heel bezorgd was over het feit dat ik op een gegeven moment ervoor koos om bij mijn vrienden te zijn, waar ik zo graag bij hoorde.
En zo gebeurde het dat ik een appartementje huurde, samen met Yassine Ait Aadi.
Via de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid kreeg ik een invaliditeitsuitkering wegens mijn minderbegaafdheid. Er werd door mijn vriend Yassine ook een aanvraag gedaan om voor mij mantelzorger te zijn, waarvoor hij dan een kleine vergoeding zou krijgen.
Yassine en de vrienden waren voor mij alles.
Ik werd opgenomen in de groep en ik had toch de indruk dat ze mij voor serieus namen, want ik mocht zelfs mee drugs verkopen. Wat deze drugverkoop dan ook kon inhouden, want het gebeurde maar op de straten van Genk en het ging nooit over grote hoeveelheden. Maar…ik hoorde erbij.
Ik besef nu dat mijn grote vriend Yassine en zijn broer Amine zichzelf niet als straatdealers beschouwden, maar dat ze blijkbaar bijzonder beïnvloed werden door figuren van Narcos en Pablo Escobar. Zij waren niet alleen de Pablo Escobars van Genk, maar van heel Limburg. Waar men blijkbaar foltert en moordt voor 3 kg verdwenen coke.
En het slachtoffer werd gekozen, dat was “ik” zo bleek!
De hel voor mij barstte los op zaterdag 9 maart 2019 waarbij ik door gemaskerde mannen in mijn garage werd overvallen toen ik koffiedronk en een joint aan het roken was met mijn beste vriend Roberto Grasso. Diegene op wie ik altijd vertrouwde, Yassine, mijn mantelzorger, die zag ik niet. Ik geraakte in paniek.
Alleen zijn broer Amine was daar aanwezig, ongemaskerd. Ik werd vastgebonden aan mijn handen en voeten, gekneveld, geslagen en gestampt. Ik werd bewerkt met een hamer en kreeg de loop van een pistool in mijn mond geduwd. Ik viel verschillende keren flauw van de pijn. En de hel ging verder in de kofferbak van de bestelwagen.
Het hele weekend werd ik overgebracht van garage naar garage of beter gezegd van martelkamer naar martelkamer. Om uiteindelijk te eindigen in de kelder van een huisje in de Ardennen.
Ik werd wakker gehouden, al dan niet met koud water, al dan niet met bijkomende slagen van de hamer, vuur, hitte. Ik verloor heel dikwijls het bewustzijn.
Ik heb nooit durven denken dat mijn vrienden, en zeker niet Yassine, mij zo zouden pijn doen en vernederen. Roberto Grasso, de vriend waarmee ik mijn laatste joint rookte toen ze binnenvielen en waarvan ik uiteindelijk doordrongen was dat hij de enige was die mij zou redden, deed dit niet!
De eenzaamheid voor mij was ongekend en totaal en kwam op mij af als een zwart monster. Toen viel ik voor altijd in slaap…