Zomerserie 23/25
Gerard Walschap (in 1942)
‘Heel mijn leven heb ik u gezocht’



  • Gerard baron Walschap
  • Londerzeel 9 juli 1898 – Antwerpen 25 oktober 1989
  • Vlaams schrijver die de meeste ‘prijzen’ kreeg
  • Zoon van cafébaas
  • Wilde missionaris worden
  • Botste na enkele jaren met het celibaat
  • 1921:journalist
  • 1928 romandebuut met ‘Waldo’
  • Verkondigde zich als ongelovig en werd in de BIB geboycot
  • Bleef schrijven en scoren
  • 1951 boek ‘Oproer in Congo’
  • 1979 laatste roman ‘Rustoord’

  • Jacob Lodewijk Gerard baron Walschap
  • Vader van auteur Carla Walschap
  • Boeken: Houtekiet, De familie Roothooft, Een mens van goede wil
  • Bekende werken: Adelaïde, Trouwen, Houtekiet, Zuster Virgilia
  • Prijs der Nederlandse Letteren

Fragment uit de roman “Denise”
geschreven tijdens de Tweede Wereldoorlog (1942)
Drukkerij VTK/Van Tilborg&Kenens


"...Omdat Denise elken morgen naar de kerk gaat, 
laat Lepla (haar vader) 
haar scherp verstaan dat zij beter naar een jongen zou uitkijken. 

Zij ziet daar slechts 
heroplevende anti-kerkschheid in. 

Papa is jaren uit de kerk gebleven 
omdat zijn moeder, 
die een ongelooflijk gezag over hem had, 
onverzettelijk tegen zijn huwelijk met mama was.
Hij heeft mama dertien jaar als maîtresse gehad. 

Voor het eerst is hij weer in de kerk verschenen 
bij de begrafenis van zijn moeder, 
dan voor zijn huwelijk 
en hij is weer een trouw kerkganger geworden. 

Nadien werd Denise geboren 
en haar opvoeding moest prima christelijk zijn. 

Ook aan hun levenswijze 
bemerkt Denise niet wat haar ouders prikkelt en drukt. 

Als geliefden hebben zij dul gedaan, 
als gehuwden stil geleefd 
zoals haar vader Lepla bij zijn moeder gewoon was. 

Om 'stil bij elkaar' te zijn 
heeft hij te jong zijn zaak verkocht 
tot ieders verbazing, 
tegen ieders raad in. 

Nu en dan drinken 
de twee nog eens champagne 
of hij rookt een dure Havana. 

Of hij slaat, na ongeduldig zoeken, 
het treinboek dicht, 
stuurt Teppen om een taxi 
en dan toert hij met ma, een dag in Brussel rond. 

Die extra’s worden zeldzamer en verdwijnen. 
Denise echter schrijft ook dat toe aan 
het ouder en mismoedig worden. 

Met weemoed 
bedenkt zij de nadelen van haar kindschap 
in een laat huwelijk. 

Wanneer men zelf twintig is zijn deze mensen oud. 
Zij lezen de krant in heilige stilte 
aan weerszijden van den haard. 

Na het avondmaal spelen zij domino of patience. 
Ze leven in een clubzetel. 

Hun kind echter moet het huis uit 
om zich een man te zoeken, 
en dit alleen. 

In de kostschool 
heeft zij dikwijls met zoetheid gedacht 
aan een mooien, goeden jongen, 
een kop groter dan zijzelf, 
een fijne intellectueel, 
rijk, 
fabrikant of groothandelaar, 
maar, 
boven geld en negotie verheven, 
voor alles belangstellend in 
kunst, wetenschap, cultuur. 

Vroom maar geen kwezelaar. 

Haar teder en met distinctie liefhebbend. 

Tijdens elke vakantie 
ontnuchterde haar dan de banaliteit van de wereld. 

De jongen van haar droom bestond zoo goed als zeker niet. 

Liever dan te nemen wat zou te krijgen zijn, 
verzaakte zij vooraf. 

Het was immers niet nodig dat zij trouwde, 
zij was toch de schatrijke, mooie Denise Lepla. 

De verkilling in huis, 
het onbehagen om altijd ergens een broeiende ontevredenheid, 
doen haar verlangen. 

Moge hij komen dien zij zich zoo duidelijk kon voorstellen. 

Hij zal haar diep in de oogen kijken 
en zonder een glimlach om den fijnen mond, 
eerbiedig en ontroerd zeggen: 
'heel mijn leven heb ik u gezocht'...

L80