Advocaat Roland Demal (1931-2019) lokte mij voorgoed naar het Hof van Assisen




Ere-advocaat Roland Demal is overleden.
Kermt 1931 – Hasselt 2019
88 is hij geworden en een legende in Limburg.
En ver daarbuiten.
Als vader van Axelle Red.
Als advocaat, 50 jaar actief aan de balie Hasselt.
Als 42 jaar onafgebroken lid van gemeenteraad Hasselt.
Als 16 jaar schepen van de sport.
Als voorzitter van voetballend Hasselt.

Als politicus bij de liberalen.
Een partij die al viermaal van naam veranderde.
Nu is het Open VLD, voorlopig.


Het Belang van Limburg – maandag 4-11-2019

Advocaat met een hart

Roland Demal heb ik gekend op het Hof van Assisen.
Een goede, vlotte spreker die kon improviseren.
De juryleden noemde hij vaak “beste mensen”
of “goede vrienden”,
alsof hij partijleden of voetbalsupporters toesprak.

Hij straalde geloofwaardigheid uit.
Met die gaven is hij een legende geworden
in een onvergetelijk assisenproces, begin 1988.

Ik heb het geluk gehad dat proces in Tongeren te kunnen volgen,
als verslaggever van een nieuw weekblad.

Niet zo vanzelfsprekendheid in die tijd.

Ik ben toen zodanig onder de indruk gekomen van het verloop van dat proces,
annex de pleidooien en de afloop,
dat ik mij vanaf dan journalistiek volledig heb afgestemd op justitie
en het Hof van Assisen.

Zonder Roland Demal zou dat waarschijnlijk niet gebeurd zijn.



Het Recht op Gelijk

In ons boek “Het Recht op Gelijk” (Standaard 1988)
hebben we toen pagina’s aan dat proces besteed.

In onze Memories,
waar we nu aan werken,
nemen we een gedeelte van die tekst over.

“…Leo Kasprzak (Beverlo, 1927) stond vanaf maandag 11 januari 1988 in Tongeren terecht
voor de dubbele moord op zijn manzieke ex-Fanny Dierckx en haar onblusbare minnaar Jef De Jonghe.

Een dubbele passiemoord,
gepleegd door een moegetreiterde man
die tot op zijn proces herhaalde dat hij het opnieuw zou doen,
na al die pesterijen en vernederingen.

Zijn verdedigers René Kumpen en Roland Demal gingen voor de vrijspraak,
op basis van artikel 71,
een uitgang die de jonge Jef Vermassen had ontdekt.

Een vrijspraak waarin de diepgelovige Pool Kasprzak zelf niet wilde geloven.

Tijdens het proces hield hij dagenlang zijn paternoster in zijn handen.
Niet om vrijgesproken te worden,
maar om verlost te worden van dat verschrikkelijke schuldgevoel,”
zegde hij.

“Toen die man mijn klein huisje in Lommel wilde binnendringen
en het beetje geld opeiste dat ik van de verzekering had ontvangen
na een verkeersongeval,
heb ik mijn geweer genomen en heb ik geschoten.
Ik heb hem gezegd
‘ik betaal contant’.

Wie A zegt moet ook B zeggen.
Ik ben dan met mijn auto naar Fanny in Beringen gereden.

Fanny is de oorzaak van alle kwaad in mijn leven geweest.
Ik heb haar doodgeschoten.
Aan ons dochtertje heb ik gevraagd de ogen af te wenden…”

Leo Kasprzak was een ziek man.
Tijdens zijn proces hield hij zijn overjas en droeg hij een dikke sjaal.


Brieven als aanloop

Ik kende Leo Kasprzak.
Niet persoonlijk,
hij had me brieven gestuurd uit de gevangenis
en ik had er over geschreven.

Een onweerstaanbare drang of dwang bij een moord
leek toen nog juridisch niet haalbaar,
zeker als de geweermoorden op twee verschillende plaatsen
en op twee verschillende tijdstippen worden gepleegd.

Enfin, het volledige verhaal is voor later.
Zie ook hoofdstuk in ons boek “Het Recht op Gelijk”.

Hasselt/maandag/4/november/2019