LIT 79 – Guido Gezelle (1865) – “de groote gazetten, die groote papieren leugenzakken”

Hieronder
de eerste regels
van vier
van de prachtigste gedichten
van de Brugse priester
Guido Gezelle
(1830-1899):


1

“k Heb menig uur bij u
gesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enkele stond verdroten.
‘k Heb menig menig blom voor u
gelezen en geschonken,
en, lijk een bie, met u,
er honing uit gedronken.”
(Guido Gezelle, 1858)


2

“Als de ziele luistert
spreekt het al een taal dat leeft,
’t lijzigste gefluister
ook een taal en teken heeft…”
(Guido Gezelle, 1859)


3

“Ik misse u waar ik henenvaar
of waar ik henenkeer:
den morgenstond,
de dagen rond
en de avonden nog meer!
(Guido Gezelle, 1872)


4

Als zorgen mijn herte verslinden,
Als moedheid van ’s werelds getier;
dan zoeke ik weêrom den beminden,
dan grijpe ik den ouden brevier.
(Guido Gezelle, 1894)




De andere Guido Gezelle,
hoofdredacteur – journalist

Van Guido Gezelle (1830-1899) wordt verondersteld dat oudere Vlamingen
die kunnen lezen en schrijven
hem kennen als priester in Brugge
en vooral als taalkunstenaar
en als dichter.

Hij was veel méér.
Er werd niet toevallig een stapel boeken OVER hem geschreven.

Gezelle was ook journalist,
en van 1864 tot 1867
zelfs hoofdredacteur
van het politieke weekblad ’t Jaer 30,
30 verwijzend naar het jaar dat België onafhankelijk werd
tegelijk het geboortejaar van duizendpoot Gezelle.

Zijn politiek activisme was niet vrijblijvend
en niet afgeremd door zijn diepgelovigheid.

Ooit werd zelfs zijn verwijzing gevraagd
naar het Hof van Assisen Brugge
omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een aanslag.
Een verhaal apart.


De andere Guido Gezelle,
politiek activist

Professor Jan Geens (VLHORA) maakte er in 1980 een interessante studie over.
Ze verscheen in Gezelliana XI (1981-1982).

We lezen dat journalist Guido Gezelle zich kordaat en met alle middelen afzette tegen het liberalisme dat rond 1850 Europa begon te overspoelen.

Driehonderd weekbladen lang heeft hij dat volgehouden.
Hij zag hoe een verlichte, liberale en anti-clericale ideeënstroom de kerkelijke privilegies aantastte en de eeuwenoude christelijke volkscultuur bedreigde.

Gezelle zou als journalist-priester op een volkse vulgariserende manier weerwerk bieden, tegelijk ook tegen het liberale stadsbestuur van Brugge
en de liberale kabinetten die toen België regeerden.


De andere Guido Gezelle,
reporter buitenland

Zijn teksten werden vaak voorgelezen,
vanop preekstoelen
of in de seminaries.

Weinig volksmensen konden toen al lezen.


Tegelijk is hij ook reporter-buitenland.
Vele van zijn oud-studenten sturen hem brieven vanuit het buitenland.
Gezelle is rond 1860 daarom beter geïnformeerd dan om het even wie.

Op een bijzonder kritische,
soms Dag Allemaal-achtige wijze,
volgt hij het zogeheten Mexicaanse avontuur (1861-1867)
van de ietwat simpele
Belgische prinses Charlotte,
dochter van Leopold I.

Ze wordt er tegen wil en dank keizerin van Mexico,
naast haar gemaal Maximiliaan
en tegen de zin van het Mexicaanse gepeupel
dat met geweren in bedwang wordt gehouden.

Gezelle dringt tot bij de paus aan om haar te beschermen tegen de volkswoede.


De andere Guido Gezelle,
de Kaaiman van zijn tijd

Uit die periode enkele teksten
van de andere Guido Gezelle.

Ze zijn strijdend-satirisch, explosief-heftig en staan bol van humoristische vondsten.
Zoals Kaaiman Koen Meulenaere het vandaag doet in De Tijd,
vroeger in Knack.

Zijn opdracht als journalist vulde Gezelle zo in:

“Wij zullen de conscientie zyn
en het geweten des lands
en niet zwijgen noch rusten.

De conscientie zwygt nooit,
toogt altyd den regten weg,
zelfs als alles scheef loopt:
daer is onze taek.”


Hij heeft het over

“de groote gazetten, die groote papieren leugenzakken”.


De Paus blijft niet gespaard:

“Indien de Paus,
in zynen ouden dag,
een keer verlegen wierd voor zijn eigen zelven,
in plaets van voor zijn volk…”


Over de soldaten die België dan eindelijk in 1864 naar Mexico stuurde,
schreef hij een artikel
met als titel

“Een mondvollen Soldaten Vlaemsch”

“Ze hebben in Mexico, 
op den overkant der wereld, 
by onze tegenvoeters 
soldaten noodig 
om te vechten tegen ’t volk van ’t land, 
bygestaen door den roo-loop, 
de geluwe korts 
en de zwarte spuigziekte. 

(…) 

Ge zult het gewaer worden, vlaemsche jongens. 

’T zal zyn gelyk de douanedieven 
die eene tonne wyn al onder aftappen 
en al boven weerom volgieten met klaer water. 

Het leger wordt afgetapt voor Mexico, 
en die het leger aftapt van soldaten, 
tapt de boeren hofsteden af van werkvolk; 
die aen het leger tapt, 
tapt aan de moederlyke herten van Vlaenderen 
en andere provinciën, 
want waer is er eene moeder 
die geern haer kind ziet opgaen naer het leger?”

De andere Guido Gezelle,
geschiedschrijver, historicus

Laatste voorbeeld
van de gedachtenwereld
van de activistische journalist Guido Gezelle
die het tegenovergestelde is
van de volkse en diepgelovige dichter
zoals de meesten hem kennen.

In april 1865 
vechten Jan de Laet van de Antwerpse Meetingpartij 
en minister Chazal 
een tweegevecht uit, 
met het pistool.

In een vlammend epos 
schrijft daarover in zijn blad 
’t Jaer 30:

“Dit gevecht heeft inderdaad, zaterdag 8 dezer, plaets gehad.
Gelukkiglyk is niet een der kampvechters dood gebleven. 
M. De Laet is er ongehinderd uitgekomen 
en M. Chazal is ligtelyk gekwetst geweest, 
weinig boven de regte heup. 

Wat een schande, 
dat geen een van de 
menigvuldige christelyke 
en kerkelyke vrienden van sommigte 
… zal ik het zeggen? 
katholyke representanten 
in staet geweest zyn 
zo by den Paeschtyd, 
als de Paus zoo veel te lyden heeft, 
van hun dat moorddadig opzet te beletten, 
hunne pistooldragende hand tegen te houden!
Noch vrouw, 
noch kind, 
noch boezemvriend! 
Niemand?”