Eerste-voorzitter Rob Hobin: “Hoe zit dat met al die bevoegdheden in crisistijd? Wie beslist wat?…”

Er bestaan ook sympathieke Mechelaars. Rob Hobin is zo iemand.
Ooit als advocaat voor het Hof van Assisen gepleit en als eerste-voorzitter van het Hof van Beroep crisismanager tegen wil en dank.
Met opvallend weinig middelen haalt …

… hij opvallend goede resultaten.
Ook dankzij enkele  vakkundige medewerkers,
vertrouwd met high tech
en met veel zin voor public-relations.

Jawel, er is ook in wereldstad Antwerpen wel eens iets misgelopen,
maar dan zeker niet als gevolg van slechte wil
maar wel door de bedenkelijke omstandigheden waarin de zittende magistratuur recht moet spreken.

Daarom is de uitleg van Rob Hobin de moeite waard om traag te lezen,
ver weg van televisies en ander lawaai.



Rob Hobin:

“…Vandaag begint een nieuw gerechtelijk jaar.
We hebben opnieuw een woelig jaar achter de rug,
en we gaan nog bijzondere tijden tegemoet (…).”


Corona, corona en nog eens corona

“Bij de uitbraak van de Covid-19 crisis werden steeds voor twee weken geldende federale maatregelen uitgevaardigd,
waarbij sommige aspecten van onze organisatie enerzijds op erg korte termijn moesten herdacht worden,
maar waarbij tegelijkertijd toch liefst ook de lange termijn in de gaten gehouden werd.”

“Terwijl onze al onderbezette griffie werd herleid tot een aanwezigheid van minder dan de helft,
en terwijl de toegang tot de gerechtsgebouwen zo veel mogelijk beperkt diende te worden,
was het onze taak om vooral een praktische ingesteldheid te tonen:

Hoe konden we toch zo veel mogelijk ons werk doen overeenkomstig – of indien dit onmogelijk was, minstens in de geest van – de geldende rechtsregels?”

“Onnodig te vermelden dat voor ons, in het hof van beroep te Antwerpen, elke getroffen maatregel ook werd afgetoetst aan hetgeen we geleerd hadden n.a.v. de zaak Steve B.(Bakelmans/Julie Van Espen ,gv)”

“Terwijl we uitwerkten hoe onze zittingszalen konden verbouwd worden zodat steeds voldoende afstand kon gegarandeerd worden, selecteerde het parket- generaal in overleg met onszelf alle vastgestelde strafzaken op hun veiligheidsrisico en hun dringendheid, en de aldus geselecteerde zaken werden behandeld in een speciaal opgerichte strafkamer ten gronde.”

“Het gevangenentransport werd bemoeilijkt door veiligheidsmaatregelen binnen de gevangenissen en door het beperkt aantal cellen op het hof van beroep, maar de advocaten waren bereid – in de mate van het mogelijke – hun cliënten ter terechtzitting te vertegenwoordigen.”

“In de burgerlijke zaken draaiden de griffiers dubbele shiften om toch maar zoveel mogelijk partijen te bereiken opdat hun instemming kon bekomen worden met de schriftelijke inberaadname.”

Wijzigende procedureregels ingevolge het Volmachtenbesluit nr. 2 noopten de griffiers en de magistraten tot een telkens wijzigende aanpak…”

“Al deze meerinspanningen hebben ook hun vruchten afgeworpen:
– Zowel voor de zaken van de KI, de jeugd, de burgerlijke belangen, als voor het
geheel van de burgerlijke zaken werd 95% van het aantal zaken afgehandeld in vergelijking tot hetgeen in dezelfde periode in 2019 werd gepresteerd.”

“De strafkamers ten gronde slaagden er in om meer dan 60% van het normaal aantal strafzaken te behandelen.”



Tevreden, maar niet zelfvoldaan

“Uit de onderlinge contacten met mijn collega eerste voorzitter van het arbeidshof weet ik dat ook het arbeidshof een gelijkaardig palmares kan voorleggen: slechts 22% van de zaken moest worden uitgesteld omwille van Covid-19,
en de meeste daarvan konden in juni – in overtal – vastgesteld werden.”

“Terugkijkend op de talrijke voorlopige maatregelen die we namen,
zowel met het College van Hoven en Rechtbanken,
als binnen dit hof van beroep,
mogen we tevreden zijn, maar niet zelfvoldaan.”

“Niet ten onrechte immers werd opgemerkt dat sommige maatregelen tot bijsturing van de rechterlijke organisatie de grens van het beleidsmatige overschreden en zich op het terrein begaven van het inhoudelijk rechterlijke aspect (…)”.

“Niet dat het altijd makkelijk is om die grens tussen het louter beleidsmatige en het inhoudelijke te trekken.
Zo heeft het Volmachtenbesluit nr. 2 van 9 april 2020 nieuwe regels ingevoerd op het vlak van de schriftelijke inberaadname, maar het gevolg was wel dat we ook onmiddellijk modellen voor brieven en een draaiboek voor de op de griffie te volgen werkwijze dienden op te stellen. Het kruisen van het organisatorische aspect met het inhoudelijk rechterlijk aspect valt dan ook niet helemaal uit te sluiten.”



Elk nadeel heeft ook een voordeel

“Wij hebben veel geleerd, de afgelopen maanden.

Zo is niet alles kommer en kwel op justitie wanneer we het over het digitale hebben.

De coronacrisis heeft ons immers gedwongen om een aantal zaken praktischer op te
lossen, door gebruik te maken van digitale middelen.

Onmiddellijk na de lockdown van 18 maart was het informaticasysteem van e- deposit reeds aangepast,
zodat voortaan ook nieuwe zaken via e-deposit konden ingeleid worden.

Wij leerden op een meer moderne manier met de samenleving te communiceren,
nl. via de sociale media,
waardoor we veel meer burgers bereikten dan voorheen.

Zo is het aantal volgers op onze LinkedIn pagina sinds de maand maart van dit jaar gegroeid met 800 nieuwe volgers.”

“Wij mochten experimenteren met een proefproject om de afstand voor de tolken te bewaren, via de zogenaamde “fluisterset”.

Dit proefproject was een groot succes:
tolken voelden zich veilig en gewaardeerd,
en het hof van beroep hoopt dan ook op de snelle aankoop van dit systeem.”

“Het Webex-teleconferentiesysteem werd ons ter beschikking gesteld.
Er werden pleitzittingen via teleconferentie georganiseerd, en de reactie was erg positief.

In sommige rechtbanken konden gevangenen op de zitting worden gehoord via digitale hulpmiddelen,
op een ogenblik dat de toegang tot de rechter hun de facto ontzegd werd.

Het verdient aanbeveling om de juridische bezwaren tegen deze technieken,
daterend uit een andere tijd,
te herbekijken in het licht van de huidige gezondheidscrisis,
en na te gaan in welke mate dit experiment kan worden veralgemeend.

Dit alles heeft ons verlangen naar een meer doorgedreven digitalisering van justitie alleen maar aangescherpt.

Het is daarbij noodzakelijk om de middelen die vrijgemaakt worden voor digitale innovatie niet in één groot project te investeren,
maar om wel degelijk een hele waaier van projecten te ondersteunen.”



Enerzijds

De getroffen maatregelen veroorzaken ook zogenaamd laterale schade:
faillissementen,
partnergeweld,
echtscheidingen,
de signalen vanuit het OCMW,
enz..

“Met zekerheid zullen de ondernemingsrechtbanken een grotere instroom kennen.
De toegenomen inkomensonzekerheid zal de arbeidsgerechten bijkomend belasten.

Het is aannemelijk dat ook de familie- en jeugdrechters bijkomend bevraagd zullen
worden.

Gelet op de lange wervingsduur,
is het noodzakelijk om vandaag reeds vooruit te lopen op deze evoluties
en de nodige vacatures uit te schrijven voor die entiteiten die
het nodig zullen hebben.


Anderzijds

De zogenaamde laterale schade van de maatregelen waarover ik het zo-even had is meetbaar.

Volgend jaar of over 2 jaar zullen statistici voor ons uitgerekend hebben in welke mate de armoede is gestegen,
hoeveel meer faillissementen er werden uitgesproken,
of hoeveel meer echtscheidingen er werden aangevraagd.

Er kan evenwel ook schade ontstaan die niet meetbaar is,
en omdat het vandaag de opening van een nieuw gerechtelijk jaar is,
wil ik heel even stilstaan bij de steeds vaker gestelde vraag
of het wezen van de rechtsstaat door deze maatregelen bedreigd wordt.

Diverse federale maatregelen en meer dan 700 lokale besluiten werden uitgevaardigd om onze gezondheid te garanderen:

Federaal werd tijdelijk een algemeen straatverbod ingevoerd behoudens essentiële verplaatsingen.

Er werden samenscholingsverboden uitgevaardigd, er werd een avondklok ingesteld…
Niet alleen de nationale grenzen werden gesloten,
ook de toegang tot bepaalde gemeenten werd tijdelijk beperkt
of afgesloten op bevel van die lokale overheden…

De vraag die hierbij rijst is niet of onze gezondheid niet belangrijk is,
de vraag is wel: hoe moet een rechtsstaat omgaan met een crisissituatie die veel langer duurt dan een plotse ramp?

Welke rechten zijn absoluut, welke rechten zijn relatief?

Als bepaalde rechten minder absoluut zijn dan andere rechten:
wie heeft dan de bestuurlijke bevoegdheid om die rechten te beperken
of zelfs op te schorten of af te schaffen?
De nationale overheid?
Of ook elke lokale overheid, volgens eigen goeddunken?

Wie houdt er – reeds vanaf de totstandkoming van die maatregelen – toezicht op het eventueel overschrijden van de gegeven bevoegdheid?”

Deze vragen raken het wezen van de rechtsstaat.



Hoe wettig is dat allemaal?

“Deze vragen verdienen dan ook een uitgebreid debat,
zodat ik van deze gelegenheid gebruik maak om de overheid op te roepen over deze essentiële vragen het debat aan te gaan.”

“Het is waarschijnlijk dat bepaalde van de getroffen maatregelen achteraf nog op hun wettigheid zullen getoetst worden door een rechter.”

Maar zal dat rechterlijk oordeel dat achteraf geveld wordt,
volstaan om de vragen die vandaag leven in de maatschappij ook echt te beantwoorden?

Zou er niet best een kader uitgewerkt worden dat voor de volgende maanden of jaren houvast biedt?

Zijn de gestelde vragen niet zo alomvattend en zo principieel dat een groot maatschappelijk debat de burgers beschermd worden tegen willekeur en/of machtsmisbruik van de overheid?.

Deze bescherming wordt niet alleen gegarandeerd door rechterlijke controle achteraf,
maar vooral ook door voorafgaandelijke
bestuurlijke zorgvuldigheid. (…)


1 september 2020,
Rob Hobin
Eerste voorzitter hof van beroep Antwerpen.


Men zegge het voort