Ieder zijn job – Dirk Leestmans antwoordt namens de journalisten

Zo lang ik actief ben in het journalistieke vak, is er die altijd terugkerende kwestie over de gespannen relatie tussen pers en gerecht, over trial by media, over hongerige journalisten die maar al te graag gevoed worden door lekken in het apparaat. De verontwaardiging is groot.

Le métier d’avocat est un métier d’indigné, zo beweert de Franse pleiter en minister van Justitie Eric Dupond Moretti.
Het klinkt goed.
Maar misschien moet het argument wel eens winnen van het sentiment.

Wat is nu eigenlijk het probleem?

Mij is gevraagd vanuit de journalistiek daarover een standpunt in te nemen. Conform die rol zal ik veeleer vragen oproepen dan antwoorden geven. Beschouw wat volgt als een tour d’horizon van enkele netelige kwesties. Aan het debat straks om er dieper op in te gaan.

                                                         —————————–

Ik sta hier als journalist en tegenover mij zit u (overwegend toch) als advocaat.
Dat klinkt als een open deur die ingetrapt wordt.
Wat ik bedoel is dit: wie is tegenwoordig eigenlijk allemaal journalist?
Er zijn de erkende beroepsjournalisten maar er zijn ook hoe langer hoe meer mensen die, laat ons zeggen, op een of andere manier aan journalistiek doen.

Het klinkt een beetje vaag en dat is het ook.
De rollen zijn niet altijd even duidelijk.
Ik ken ere-magistraten die journalist geworden zijn.
Ik ken advocaten die populaire podcasts maken en daarbij journalisten interviewen.

Peter R. De Vries werd in Nederland vermoord.
Geliquideerd net zoals advocaat Dick Wiersum.
Peter R. De Vries was niet alleen journalist. Hij maakte deel uit van het verdedigingsteam van een kroongetuige in een groot drugsproces, het proces Ridouan Taghi. Een journalist die de rol van advocaat opneemt.

Wie is wie?
Wie heeft welke rol en hoe wordt die ingevuld?

Wat is wat?
Als we praten over media, welke media bedoelen we dan?
De gevestigde titels en stations?
Of ook de sociale media?

In Brussel is er een verkeersagent die de verkeersovertredingen die hij vaststelt, systematisch fotografeert en op zijn persoonlijk Twitteraccount plaatst.

Of met de rolvervaging ook de norm vervaagt, laat ik nog even in het midden.

Hoe dan ook en waar dan ook, justitie ontsnapt niet aan de mediatisering van de samenleving, zo veel is duidelijk.

Bij sommige advocaten leidt dat tot een nostalgische vaststelling dat vroeger alles beter was.
Anderen aarden zeer goed in dat gemediatiseerde landschap en weten hun professionele persoon daarin zelfs perfect te cultiveren.
Zelfs in die mate dat het een noodzakelijke voorwaarde lijkt geworden te zijn om te kunnen functioneren.
Ik krijg media aandacht dus ik besta.

Wij media gaan daarin te gemakkelijk mee.
Er speelt ogenschijnlijk een media-Mattheuseffect: wie al media aandacht heeft, krijgt nog meer media aandacht.

Willen journalisten relevant nieuws horen of willen journalisten in hun drang naar zekerheid bekende koppen uitnodigen om gegarandeerd een goeie quote over te houden?

De nieuwswaarde wordt helaas hoe langer hoe meer afgemeten, niet aan de inhoud, wel aan de aandacht die een mening weet te genereren.

In heel die kwestie speelt zeer zeker ook een menselijk aspect, of noem het kleinmenselijk.
Aandacht krijgen is leuk en in een concurrentieel advocatenlandschap ook lucratief. Geen aandacht krijgen wekt jaloezie op.
Maar dat laatste kan je bezwaarlijk luidop beweren en dus formuleer je het beter maar als maatschappijkritiek.

Laat ons zeggen zoals het is: achter het debat dat we hier vandaag voeren, schuilt, bij allepartijen, ook veel hypocrisie.

Maar er is meer aan de hand dan dat.

                                                               ———————————-

Parallel met de mediatisering is er een professionalisering en ook juridisering. 

Eerst iets over de professionalisering.
We zien de jongste decennia de inzet van woordvoerders.
Bij het openbaar ministerie maar ook de zetel werkt met ze, net als politiediensten. En ook de advocatuur.

Dat is zondermeer een geweldige stap vooruit.
Hun werk draagt wezenlijk bij tot een beter inzicht in het verloop van bepaalde zaken. Daar kan een samenleving alleen maar bij winnen.

Maar toch ook deze bedenking.
Zeker in mediagevoelige zaken is de grens tussen het geven van feitelijke informatie en strategische communicatie niet altijd even helder.
Journalisten houden best in het achterhoofd dat het woord gevoerd wordt namens een partij, een partij die ook belangen heeft.

We kunnen tegenwoordig uitgebreid kijken naar programma’s over bv. het parket, de onderzoeksrechters, justice for all.
Maar om zo’n programma te kunnen maken, worden er contracten gemaakt en is er visie- en correctierecht.
Overdrijf ik als ik het woord embedded-journalism gebruik?

Parallel met de trend naar een onderhandelde justitie er blijkbaar ook een trend is naar onderhandelde berichtgeving.

Dat in de media uitzonderlijk ook bewust slechts partiële informatie gegeven wordt, met de bedoeling het onderzoek vooruit te helpen, is begrijpelijk en aanvaardbaar lijkt me.

In het onderzoek naar de moord op Julie Van Espen werd een getrukeerde foto van de verdachte verspreid, om onderzoeksstrategische redenen verpakt als oproep naar getuigen. Het is een stap verder maar lijkt me nog proportioneel en verantwoord.

Maar jaag ik op spoken als ik beweer dat sommige berichten via de media de wereld worden ingestuurd met de bedoeling verdachten te verontrusten? Verdachten die dan natuurlijk getapt of geobserveerd worden zodat men kan nagaan hoe er gereageerd wordt? Zou het kunnen dat net zoals er in de politiek ballonnetjes opgelaten worden, politie en parket dat soms ook doen?

Laat er geen misverstand zijn:
in de overgrote meerderheid van de gevallen is er niets aan de hand. Maar de uitzondering bevestigt soms de regel.

Ik herhaal: waar ligt de grens tussen het geven van informatie en het geven van strategische informatie? Feiten lijken soms ondergeschikt te worden aan het zenden van een boodschap. De journalistiek verwordt zo tot doorgeefluik. Beeldvorming is belangrijker dan feiten.

Een journalist mag zich niet beperken tot de informatie die door woordvoerders wordt verstrekt. Integendeel, de journalist moet naar de waarheid streven, en heeft dus het recht en de plicht ook andere bronnen te zoeken en te raadplegen.


Gegeven de mix van soms grote belangen maar ook wel als uitdrukking van de tijdsgeest, stel ik ook een juridisering van het debat vast.

In Frankrijk publiceerde Hélène Devynck recent een boek.
Hélène Devynck zou je de Martine Tanghe van Frankrijk kunnen noemen.
Ze presenteerde jarenlang het journaal op TF1, de grootste zender in Frankrijk.
Maar de vedette van het scherm was ook slachtoffer van ongewenste intimiteiten van een andere vedette, Patrick Poivre d’Arvor.
Toen ze daarover voor het eerst getuigde in Le Monde maakte ze de afspraak met de krant dat die, in ruil voor het artikel, de kosten van haar verdediging op zich zou nemen in geval van juridische procedures.


Voor wie het boek ‘she said’ las, is de logica niet zo ver te zoeken. ‘She said’ kan beschouwd worden als het boek dat de #metoo beweging op gang trok.

Twee onderzoeksjournalisten van The New York Times beschrijven vooral hoe Hollywood producer Harvey Weinstein zich misdroeg maar ook hoe ze bij hun journalistiek werk werden gedwarsboomd door juristen.
Ze vonden haast geen getuigen die vrijuit durfden praten omdat ze gebonden waren door geheimhoudingsverklaringen die in de States dagelijks worden gesloten.

De eisen die aan vrouwen worden gesteld in ruil voor een schadevergoeding zijn zeer vergaand en in elk geval verhinderen ze een publiek debat over een kwestie die, daarover is er een consensus, de moeite waard is gevoerd te worden.

Dat de maatschappelijke discussie verhinderd wordt door de pers de mond te snoeren, blijkt ook uit de aanhoudende procedureslagen die soms geleverd worden.

Kleinere media, denk aan Apache, zelfs al krijgen ze gelijk bij de rechter, kunnen op die manier serieus beperkt worden in hun mogelijkheden.


Ik citeer enkele dossiers, niet om aan casuïstiek te doen, wel om concreet te maken wat ik wil zeggen.

Toen enkele mensen van het dansgezelschap Troubleyn in een open brief hun beklag deden en zo de zaak Jan Fabre startte, kreeg de pers het verwijt aan trial by media te doen. Maar moest de pers dan weigeren deze open brief, ik benadruk de woorden: ‘open brief’,  te plaatsen? Is het dan de rol van de pers niet te publiceren, van te zwijgen eerder dan van te spreken?

In de zaak Bart De Pauw kwam de betrokkene zelf naar buiten met een filmpje.
Of dat verstandig was, is hier niet de kwestie.
De kwestie is: als Bart De Pauw zo’n filmpje maakt, mag dan van de pers verwacht worden dat ze dat niet uitzendt?
Is dat onze rol?

Het debat is er ook mee gediend de juiste chronologie van de feiten te benoemen.
Als zaken in de pers komen, is daar vaak een reden voor.
Mijn standpunt is dat daar vaak ook een goeie reden voor is.

                                             ———————————

Ik weet wel dat justitie veel meer is dan strafrecht en dat we als journalisten meer aandacht mogen hebben voor andere rechtstakken waar vaak ook maatschappelijk relevante kwesties behandeld worden.
Ik aanvaard die kritiek.
Maar voor dit debat houd ik me even bij het strafrecht.


Door de aard der dingen gebeuren er feiten en volgt er veel later, soms héél veel later, een proces.
De focus van de justitiejournalisten is al veel langer verschoven van procesverslaggeving naar verslaggeving over de feiten en het onderzoek.
En dat knelt bij veel advocaten.
Een paar bedenkingen:

Kan het anders?
Tussen de bekendmaking van de feiten van Dutroux en het proces, lagen acht jaar. Tussen de terreuraanslagen in Brussel en het terreurproces lagen zes jaren.
Het is toch ondenkbaar dat we als media al die tijd niet hadden mogen berichten over dat lopend onderzoek?

Maar zelfs als dat het geval zou moeten zijn, wat betekent dat dan?
Dat iedereen zo lang de rechter zich niet uitsprak, z’n mond moet houden?
En hoe lang moet dat zwijgen dan duren?
Tot na eerste aanleg, beroep, cassatie, EHRM…

Ik zeg tussendoor ook even dat heel veel belangrijke zaken ook niet voor een rechtbank komen.
Om verschillende redenen.
Omdat ze anders worden behandeld, denk aan de verruimde minnelijke schikking.
Of omdat het onderzoek maar blijft lopen, denk aan tal van grote fiscaal economische dossiers waar ons justitie apparaat niet in slaagt die te finaliseren.

Het beroep van justitiejournalist mag om meer dan één reden niet verengd worden tot verslaggever van processen.


Ik zeg dit met alle respect voor justitie en zonder enige zweem van sarcasme maar justitie heeft ook niet het monopolie op maatschappelijke problemen.
Ik wil graag respect hebben voor alle actoren van justitie maar dat respect gaat nu ook weer niet zo ver dat we als journalisten maar moeten zwijgen zo lang justitie zich niet definitief heeft uitgesproken.

Als een rechtszaak door een rechtbank moet behandeld worden, betekent dat dan ook dat alleen maar een rechtbank zich mag uitspreken?

Is het niet volstrekt logisch dat de media grote dossiers, ophefmakende dossiers, op de voet volgen van bij het begin.
Is dat nu zo problematisch?

Ja, hoor ik sommigen zeggen.
Je moet de rechterlijke macht in alle onafhankelijkheid en sereniteit hun werk laten doen.

Maar mag ik verwijzen naar het Sunday Timesarrest dat het EHRM al in 1979 heeft geveld.
Ook daarin wordt gezegd dat rechtbanken niet in een vacuüm opereren.
En ook al wordt het geding voor de rechter gevoerd, dat betekent niet het niet ook elders, bv. in de pers, kan gevoerd worden.
Dat is de taak van de pers en het recht van het publiek om daarover geïnformeerd te worden.
Deze bedenkingen zijn in latere rechtspraak van het hof herhaald.

Beetje vreemd dat sommigen dat 45 jaar later nog altijd niet aanvaard schijnen te hebben.


Tussen haakjes, ik hoor dat soort oproepen nooit ten aanzien van de wetgevende of uitvoerende macht.
Ik besef wel dat er een wezenlijk verschil is tussen die drie machten maar mijn punt is: Waarom kan ook de rechterlijke macht, justitie, niet gewoon functioneren in een maatschappelijk spanningsveld?

Doet ze dat sowieso al niet?

Er zijn voorbeelden te geven van wetgeving die tot stand kwam onder invloed van de publieke opinie.
Denk bv. aan de hervorming van de voorwaardelijke invrijheidstelling nadat Michele Martin vrijkwam.
Of deze hervorming een uiting van een democratisch inzicht is dan wel een krampachtige reactie van steekvlampolitiek, laat ik opnieuw in het midden.

Mijn punt is dat het mij evident lijkt dat justitie niet opereert in een maatschappelijk leegte en dat de pers een van die maatschappelijke factoren is die mee bepalend is.

Maar los van het vermeende media effect kan je ook de vraag stellen of rechters wel altijd zo objectief en onpartijdig zijn als we wel denken?
Hier in Antwerpen worden tegenwoordig erg strenge straffen uitgesproken in drugsdossiers?
Zou de tijdsgeest daar iets mee te maken kunnen hebben?

In Nederland stelde men vast na de publicatie van het rapport van de (toen nog), Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken, over de Scheidammerparkmoord, een ophefmakende gerechtelijke dwaling, dat het aantal veroordelingen van 97 % zakte naar 93 %.
Rechters begonnen schijnbaar als gevolg van dat rapport te aarzelen.
Die twijfel leidde tot meer vrijspraken.

De hamvraag is of berichtgeving over lopende zaken de onafhankelijkheid van de rechter en sereniteit van het proces in gevaar brengt.


Ik weet niet of mijn woordkeuze juist is als ik de zaak De Pauw omschrijf als een schoolvoorbeeld van een gemediatiseerd dossier waar, het moet gezegd worden, de media hier en daar ook wel uit de bocht is gegaan.
Maar als ik het vonnis lees, lees ik het oordeel van een rechtbank die op een zeer zorgvuldige wijze, op een zeer beredeneerde en geargumenteerde wijze tot een oordeel is gekomen.

Ontken ik daarmee het effect van mediadruk?
Zeg ik dat berichtgeving over lopende dossiers iets vrijblijvends is?
Dat magistraten totaal ongevoelig zijn voor wat er in de pers staat?
Dat we met zo’n stellingname we het onszelf als journalisten wel erg gemakkelijk maken.
Alsof het allemaal weinig te betekenen heeft?


En als we die laatste vragen stellen in het perspectief van het debat dat ons vandaag hier bezighoudt: wat is de rol van de advocaat hierin?
Als ik daarnet zei dat er vaak een goeie reden is waarom soms iets in de pers komt, is een lek dan een goeie reden te noemen?
En wat als dat lek van een advocaat komt?

Het zijn complexe vragen waar geen eenduidig antwoord op te geven valt. Ik zou voorbeelden kunnen geven van lekken die van advocaten komen. Maar of een journalist daar altijd blij moet mee zijn, is een andere kwestie. Een lek van een betrokken advocaat brengt een journalist soms in een positie waarbij hij zich de vraag moet stellen of hij niet gemanipuleerd wordt omdat hij wellicht slechts zeer eenzijdige informatie krijgt toegespeeld. Informatie die vooral in zijn of haar strategisch belang is. Die realiteit is er: journalisten worden soms geïnstrumentaliseerd door advocaten.


Interessant is ook de ontwikkeling waarbij advocaten, al dan niet geholpen door externe communicatie adviseurs, een zaak vooral buiten de media trachten te houden. In opspraak gebrachte zakenmensen vrezen niet alleen persoonlijke reputatieschade maar ook economische schade voor hun bedrijf.

Want het klopt natuurlijk: de juridische tank, eenmaal op dreef, kan mensenlevens vermorzelen, de media kunnen dat ook.


Opnieuw tussen haakjes: ook de onderwereld weet haar public relations te onderhouden.
Het leidt ons te ver dat hier uit te werken maar we moeten wel goed beseffen dat de georganiseerde misdaad zich ook mediatiek organiseert.
Explosieve filmpjes van aanslagen, ogen spectaculair.
Door ze uit te zenden, zo vrees ik, brengen we een boodschap die niet alleen voor het grote publiek bedoeld is.

Maar ik zou ook voorbeelden kunnen geven van lekken die de zaak vooruit geholpen hebben, sterker, geïnitieerd hebben.
Denk aan de Pandorapapers, Luxleaks…


Justitie draagt middels de geblinddoekte vrouwe justitia graag het beeld uit van een goed uitgebalanceerd systeem met checks and balances, woord en wederwoord, Franchimont, beroep, cassatie… noem het allemaal maar op.
En in het overgrote deel van de gevallen, is dat natuurlijk ook zo.
We hebben in België ondanks alle kritieken die je kan hebben, een degelijk werkende justitie.


Maar dat belet niet het soms ook grondig fout loopt.
Dat weet u hier in de zaal beter dan ik.
En dan kan een lek positief werken.
Het systeem, hoe goed functionerend ook, heeft ook behoefte aan een ventielfunctie. De pers heeft daar een rol te spelen.

Om het in loodgieterstermen te zeggen: een lek kan ook wijzen op een te veel aan druk. Mijn stelling is dat het systeem gebaat is bij de juiste perslekken.

De discussie zal zich dan toespitsen op de vraag wie zal bepalen wat juist is of niet. Opnieuw, daar valt geen eenduidig antwoord op te geven.
Natuurlijk maken we ook fouten.
We beschikken collectief niet over de gave van de pauselijke onfeilbaarheid.
We worden op die fouten ook aangesproken.
U kon dat horen in de uiteenzetting van Pieter Knapen.

Maar het is niet omdat we fouten maken, dat het systeem overboord moet gegooid worden.
Ik herhaal: een samenleving heeft baat bij de juiste perslekken.
Ik voel me in die stelling overigens bevestigd door het bestaan van een statuut van klokkenluiders.


In het begin van mijn betoog stelde ik de vraag: wie heeft welke rol en hoe wordt die ingevuld? Dat is eigenlijk de enige conclusie die ik wil maken: welke rol je ook hebt, tracht hem zo zuiver en zo goed mogelijk in te vullen. Of nog eenvoudiger gezegd: ieder zijn job.

Dirk Leestmans
versie 12 mei 2023