Het is ouderwets, ik weet het

Een papieren agenda, ouderwets?
Ik weet het, ik heb dat vaak gehoord.

Ik heb geaarzeld, lang zelfs.
Of ik een nieuwe agenda 2021 zou kopen?

Is het nog de moeite waard?

Al  jaren hetzelfde formaat en tot de laatste pagina volgeschreven en bewaard als archief.
Want een mens noteert nogal wat, althans ik toch.

Meer een doe-boek dan een plan-boek.
En met gebruik van kleurstiften om de bomen in het bos terug te vinden.



Het verleden leeft


Ik zie hoe anderen digitale agenda’s gebruiken waarin ze,
naar eigen zeggen,
alles kunnen terugvinden als ze genoeg tijd hebben.

Mijn papieren agenda’s,
vol kleinschrift dat alleen ik kan lezen,
werden ooit met bewondering bekeken
en mijn methodisch werken en tijdsgebruik werd geroemd.

Bob Mendes heeft mij en mijn agenda’s ooit opgevoerd in een van zijn beste thrillers.

Diezelfde agenda’s wekken nu beleefd medelijden op
en stempelen mij af als een mens-van-de-oude-tijd.
“Hij is niet meer mee.”


Toch heb ik een Brepols 2021 gekocht,
ondertussen tienmaal duurder dan de eerste, vorige eeuw.
Een vastklampen aan iets dat ik al lang had moeten loslaten.


Ik heb hem zelfs al goeddeels ingevuld.
Start en einddata van processen,
afspraken met dokters en lieden uit de wereld van het bedrukt papier.

Tien onvergeetbare geboortedata
en pagina’s vol met nog-niet-gedane dingen van vorig jaar en jaren.



Al die overlijdens


Vorig zomer,
die corona-zomer,
heb ik tientallen oude agenda’s door de snippermachine gedraaid,
wetend dat niemand erin geïnteresseerd is
en omdat de dingen die erin staan onherroepelijk te laat of voorgoed voorbij zijn.

Of misschien te veel nare herinneringen naar boven halen,
herinneringen waar niemand iets mee te maken heeft
en mij diep getekend hebben.

Zoals de veel te vele data van overlijdens.

Vrouwen en mannen die ik goed heb gekend
en een hoofdrol speelden in de ontelbare reportages
die ik bijeen schreef voor kranten en weekbladen.

Agenda’s uit de tijd dat het internet nog niet bestond,
looptelefoons nog moesten uitgevonden worden
en autogordels nog niet verplicht waren.



Ergens en iets


Een journalist was toen een ontdekkingsreiziger.
Het enige wat je wist is dat er “ergens” in het land “iets” gebeurd was.

Vertrekken met landkaarten en telefoongidsen in de auto,
zakken vol wisselgeld om onderweg te kunnen telefoneren,
of met te dure telefoonkaarten.

Groot geld niet vergeten voor de tankbeurten.

In het beste geval een postbode aanklampen om de weg te wijzen of een naam te kennen.
Bij politie en rijkwacht een perskaart tonen om extra info te bedelen.

Aanbellen bij mensen waar de moord was gepleegd
of bij de familie van de moordenaar,
meestal hysterische moeders, wenende zussen en woedende vaders.

Quotes zo goed mogelijk in het geheugen prenten.
Annex foto’s als het kan of mag.



Moeilijk, dat bestond nog niet


Niet die digitale gemakkelijkheid van nu.

Onderweg teksten tikken op een draagbare Olivetti,
in een station of postkantoor versturen als telegram
of een telefooncabine zoeken om het artikel te dicteren.

Een bandopnemertje voor interviews heb ik zelden gebruikt.
Zoiets verbrodt de sfeer en duidt op wantrouwen.

Ik liet iedereen de kans later te kunnen zeggen dat ze verkeerd begrepen werden.
Een risico, dat wel,
toch heb ik er nooit spijt van gehad.

Aan die hedendaagse, meedogenloze en emotionele journalistiek
waarin de kleinste dingen moeten uitvergroot worden
en niets dan littekens nalaat
doe ik niet mee.

Vroeger niet,
nu niet
en later ook niet.


En wie weet, geraakt deze agenda 2021 niet eens volgeschreven.

 


Boechout, vrijdag 1 januari 2021