Uit vorige geschriften 35“Ik ben onschuldig, vergeet dat nooit”


Alinea’s uit onze vorige boeken


(…)

Februari 1977
Terug van een sneeuwvakantie.
In Gent zit onderzoeksrechter Guy Jespers in zijn kantoor, met zijn griffier.
Kwaadheid trekt diepe groeven in zijn voorhoofd.
Zo heeft Emiel Vercauteren hem nog nooit gezien.
“Wat denken ze wel, daarboven?”


Jespers stapt opnieuw de gang in.
Onder aan de grote trap die naar het parket-generaal leidt, buldert hij dat hij onschuldig en dat hij met die theater niets te maken.
“En iedereen mag het horen!”


De andere onderzoeksrechter, Nicole De Wilde, wordt opgeschrikt door het lawaai en komt naar buiten.
Beide magistraten staan even oog in oog, maar ze kunnen hun wederzijdse afkeer goed verbergen.
Hij, de trotse en bruingebrande magistraat in een onberispelijk pak met das.
Zij, veel kleiner, grijs gekleed, verzuurd, vroeg verouderd door de verantwoordelijkheid en het celibataire leven.

Het gezicht van Jespers breekt als eerste open in een lach.
De lach van de levensblije men, zonder zorgen.
Zo kent iedereen hem.
“Ha, la voilà, la petite Nicole. Tout va bien?”

Hij heeft haar al enkele weken niet meer gezien.
Hij kust en omarmt haar, zoals hij dat meestal doet met vrouwen.
De Wilde antwoordt niet.
Zij rukt zich los en haast zich naar het toilet naast de assisenzaal, tegenover de kabinetten van de onderzoeksrechters.
In het toilet braakt ze de frustraties uit haar lijf.
“Hij weet niet wat ik weet.”


Jespers blijft enkele seconden roerloos in de gang staan.
Daarna stapt hij zijn kantoor binnen.
“Emiel, zo gemakkelijk zullen ze het niet hebben.
Ik ben onschuldig, onthoud dat voor altijd.”

Emiel Vercauteren gelooft Jespers op zijn woord.
Dat geloof zal nooit meer wankelen, zelfs al kost het hem later zijn job.
Het is duidelijk dat noch Jespers, noch Vercauteren op dit ogenblik weten wat er de voorbije uren is gebeurd.

Zo heeft Luc De Cramer vannacht een deel van de effecten die hij madammeke Ledoux weghaalde, naar Hedwig Bundervoet gebracht.
Bundervoet kreeg de opdracht om, als filiaalhouder, de effecten zou snel mogelijk te verkopen.


De Cramer heeft ondertussen een geheim hoofdkwartier gevonden.
Hij weet dat in Genk, in de Molenstraat, dokter Guy Clyncke in een villa woont.
De dokter is met vakantie op de Canarische Eilanden.
Tegen de huishoudster bluft De Cramer dat hij de medische apparatuur moet komen nakijken.
Hij zet zich ongegeneerd aan het bureau van dokter Clyncke en begint te telefoneren.
Urenlang, de hele nacht door.

Hij stuurt onwetende koeriers uit om het ontvreemde geld naar een veilige plaats te brengen.
Hij vraagt zelfs aan zijn advocaat Jean-Loup Verhaegen om naar Genk te komen. Hij wil samen met zijn nietsvermoedende raadsman afspreken wat kan en wat niet kan.


De Cramer heeft zelfs het lef naar Jespers te telefoneren. (…)
De gekwetste magistraat blijft ijzig kalm.

Zijn griffier hoort hem zeggen:
“Nee, Luc. Heel het land maakt jacht op jou.
Je hebt op korte tijd veel mensen in moeilijkheden gebracht.
Ik kan je slechts één raad geven.
Spring in je Porsche en geef je aan bij de eerste rijkswachtpost die je tegenkomt.
Het spelletje is uit.”

(…)


Fragment uit het boek “Het proces Jespers”
– pagina 68/69 – uitgeverij Manteau


Lees meer in één van onze vorige boeken…


VORIGE