Serie 22 – Felix Timmermans (in 1943) – “De diepste stilte zegent het witter-wordend land”

De dagen gaan open en toe.

En zonder dat men het verwacht had
begint het in den nanoen te sneeuwen.

De sneeuw valt dik, traag en loodrecht.

Het strooien dak
schuinsch over ons,
ligt al wit in dons.

De dennenboomen ontvangen den sneeuw met uitgestoken armen.
Ik ga de luiken sluiten.

Bij Pier-Boer steken ze hoestend de lamp aan.

En dan is het oneindig stil.
De diepste stilte zegent het witter-wordend land.

Het is die plechtige stilte,
welke er noodig is
om de Drie Koningen te ontvangen…
Die zijn nu zeker al op weg
van uit het geurige Oosten,
en ’t kan bijna niet anders
of ze zullen,
hier,
in ’t Heilige Kempenland,
vinden wat ze zoeken.

Ik doe de deur toe op den Winter.

Als een vrome tulp
bloemt de lampvlam op de tafel
en schijnt op vele handen
en geitemelksche pap.

Buiten wordt de wereld
meer en meer ingeduffeld
en wacht…



Uit
Minneke Poes
1943
van
Felix Timmermans