LIT 109 – Hubert Lampo (1959) – “Ik heb nooit begrepen, waarom een auteur de neus voor de journalistiek zou optrekken.”

Hubert Lampo
Antwerpen-Kiel 1920 – Essen 2006
Zoon van postbode en lerares.
Van socialistische huize.
Vooral bekend van zijn magisch-realistische thriller De Komst van Joachim Stiller.
Was in 1976 driedelige serie op TV.
later langspeelfilm van Harry Kümel
met Hugo Metsers,
Charel Janssens en Willeke Van Ammelrooy
Rond zijn boeken woedde de discussie “Kunst of Kitch?”
Onderwijzer tot 1945, daarna voltijds letterkundige.
Was tegelijk bibliothecaris en rijksinspecteur BIB.
Kandidaat Nobelprijs 1982.
Ooit was Lampo verplichte lectuur op school.
daarna volledig verdwenen, ook in Nederland.
Publiceerde tot 1994.
Stierf na drie huwelijken als Alzheimerpatiënt.


Fragment
uit
De Komst van Joachim Stiller
Uitgeverij Meulenhoff Amsterdam
1960

Het verhaal van de Antwerpse journalist Freek Groenevelt.
In de zomer van 1957 gebeuren er rare dingen rondom hem.

Bij lectuur van het boek valt me het veelvuldig gebruik op van komma’s,
naar mijn aanvoelen misplaatst of op de verkeerde plaats,
toch zeker volgens de spelling vandaag.

In het fragment hebben we enige komma’s weggelaten
om de leesbaarheid te bewaren.



Duidelijkheidshalve moet ik er de aandacht op vestigen
dat ik het er 
zowat een jaar of drie tevoren 
aan gegeven had, 
uitsluitend 
als romanschrijver en criticus 
van mijn pen te leven. 

Weliswaar slaagde ik er 
als vrijgezel 
in de eindjes aan elkaar te knopen, 
maar ten slotte ging het mij te zwaar wegen 
dat het leggen van die 
steeds weer hypothetische knoop 
in hoofdzaak afhankelijk bleek van de 
nooit vooruit te ramen 
verkoop van een boek. 

Van tijd tot tijd had ik 
tot dusver 
weleens een literaire kroniek 
voor De Scheldebode geschreven. 

Toen Clemens Waalwijk, 
de directeur, 
met wie ik samen mijn eerste lange broek 
op de schoolbanken 
heb versleten, 
mij een behoorlijk bezoldigde betrekking 
als stadsredacteur 
aanbood, 
heb ik niet lang geaarzeld vooraleer toe te slaan. 

Ook dàt wijzigde niets aan mijn innerlijke perspectieven. 

Ik heb nooit begrepen waarom een auteur 
de neus voor de journalistiek zou optrekken. 

Waalwijk heeft al het mogelijke gedaan 
om het mij naar de zin te maken 
en regelde het zo dat de gebroken armen en benen, 
de verdonkeremaande fietsen, 
de overreden honden, 
de op heterdaad betrapte geilaards, 
de kleptomane warenhuisbezoeksters 
en de geslipte zondagschauffeurs 
tot het domein van de 
jongere 
redactionele ambtsbroeders bleven behoren. 

Wanneer er echter gebeurtenissen 
van een zekere betekenis 
moeten verslagen worden, 
zoals wij het in ons beroepsjargon noemen, 
wanneer het kunstaangelegenheden betreft 
of 
in het algemeen 
een op zijn minst schilderachtige inkleding van het geval 
niet ongewenst blijkt, 
word ik er meestal op af gezonden. 

Nu kan dat 
op het eerste gezicht 
helemaal niet belangrijk schijnen, 
maar in een tijd 
dat het grootste gedeelte van de berichtgeving 
zo goed als persklaar 
door de telescriptors 
de redactiekamers wordt binnengespuwd, 
is iemand als ik onmiskenbaar een bevoorrechte. 

Clemens Waalwijk is een oude rot in het vak 
die drommels goed weet waar Abraham de mosterd haalt. 

“Het is helemaal géén overbodige luxe 
iemand als jij 
voor de meer belangrijke lokale berichtgeving aan te werven,” 
zei hij. 

“Hoofdzakelijk beperkt onze potentiële lezerskring zich 
tot deze stad van een half miljoen inwoners. 

Onze concurrenten hopen hun slag te slaan 
door de knepen van de internationale journalistiek na te bootsen. 

Het is klinkklare onzin. 
Geen hond interesseert zich voor de revolutie 
in een of andere 
duistere 
Zuid-Amerikaanse republiek. 

En kan men het de mensen kwalijk nemen 
dat zij nauwelijks nog de vette koppen 
over de heren Eisenhower en Kroetsjew lezen? 

Voor ons is het veel belangrijker 
dat de koepel van het Centraal Station 
– om nou maar iets te zeggen – 
op instorten staat, 
of dat het standbeeld van Rubens spoorloos verdween. 

Het schijnt negentiende-eeuws, 
mijn beste, 
maar ik ben in dergelijke zaken bloednuchter 
en 
voor mijn part 
is zulk een 
bij de eerste aanblik 
al té gemoedelijke berichtgeving 
het enige middel om radio en televisie het hoofd te bieden…" 

Het klonk als de stem van het gezond verstand zelf 
en de praktijk heeft 
na verloop van korte tijd 
bewezen (...) 
dat mijn gewezen schoolmakker het bij het rechte eind had. 

De confraters klagen steen en been 
en zien zich ertoe genoopt 
als een duivel in een wijwatervat te keer te gaan 
met tombola’s, 
prijsvragen 
of ontvangsten van derderangs filmactrices 
teneinde er niet fataal toe gedwongen te worden, 
zich met huid en haar 
door een of andere grote trust te laten opslokken. 

Doch onze oplage vertoont een bemoedigende, 
zij het dan ook niet direct sensationeel te noemen stijgende curve…