Serie 114 – Vlaamse schrijversHerman Brusselmans (2006)‘Nathalies zijn altijd erg geil.’

Herman Brusselmans – Hamme 1957
Niet verwarren met schrijver-journalist Jan Brusselaers.
Brusselmans was beetje voetballer en is zoon van veehandelaar.
Veelboekenschrijver, filmacteur, drooghumorist, columnist, vrouwenkenner, enz..
Schrijft zoals hij spreekt en spreekt zoals hij schrijft.
Unieke schrijfstijl, beetje opzettelijk van de hak op de tak.
Geen pagina zonder ongekuiste seksscène.
Maakte zijn ex-vrouwen Gloria en Tania via zijn geschriften tot BVs zonder geheimen.
Momenteel (eind 2018) onstuimige relatie met Lena (27)
“Taak is mijn instrument. Bullshit en zinloos gezeik mijn onderwerp.”



Fragment uit “De dollartekens in de ogen van Moeder Theresa”
Uitgeverij Prometheus Amsterdam

(…)

Met m’n ene Adolf (gitaar, gv) onder m’n arm
fietste ik naar het adres van Patrick Van Pink,
die toen bij zijn ouders in de Moerheide woonde.

Dat was een ruig buurtje indertijd.
Het gebeurde dat je voorbij een boerenerf reed
en dat je opeens een handvol varkenspoep in je nek voelde.

Mij is het nooit overkomen
doch diegenen die het wel meemaakten
zal je de kost moeten geven.
Krijg de tering, zeg.

Ik stalde m’n fiets tegen de gevel van de Van Pinks
en ik klopte aan.

Zou het kunnen zijn dat Patricks stiefzusje opendeed,
de geadopteerde Kazachstaanse Jirsipuu?
Een naam als een mondpuist.
Daarom noemde iedereen haar Nathalie.

Nathalies zijn altijd erg geil.
De Nathalies die ik in m’n leven heb gekend,
je zou ze in een telefoonboek kunnen opnemen.

Later zal ik over hen een mémoire schrijven,
verfraaid met haarlokken,
want er was een periode waarin ik
van ieder meisje wier spleet ik likte
een haarlok afsneed.

“Voor in mijn plakboek,” zei ik,
en dat dat boek plakte,
daar mag je zeker van zijn.

Nathalie Van Pink…
Ja, het meisje
dat haar trieste lot in Kazachstan had kunnen ontvluchten
nadat haar echte ouders haar
illegaal
hadden verkocht aan een mensenhandelaar
die haar naar Europa smokkelde
door haar te vermommen als een etalagepop,
en dat op die manier bij de Van Pinks was terechtgekomen,
die na Patrick zelf geen kinderen meer konden krijgen,
omdat de kut van mevrouw Van Pink langzaam dichtgroeide
(je zal het maar meemaken),
en toch wel een dochtertje wilden,
om dat te zien opgroeien in een leuke omgeving…

Hoe ruig ook,
en de varkenspoep buiten beschouwing gelaten,
de Moerheide was inderdaad een leuke omgeving.
Je kan er hazen vangen zoveel je wenste.

Een lekkere haas op tafel,
je moet al bijna een vegetariër zijn om daar nee tegen te zeggen.

Ik heb mijn haas liefst met rode bessen
en aardappelkroketten.

Bij voorkeur de bil.
Een nier is ook goed.
Als ik het maar in mijn bakkes kan steken.

Ik ben niet kieskeurig wat voedsel betreft,
of je moet zwoerd meerekenen.

Bijvoorbeeld een stuk cake
dat al drie dagen in de wandkast ligt.
Geeft niets.
Hier dat stuk.
Met een dampend kopje groene thee erbij.

Hoe ik dat allemaal binnenkrijg,
Joost mag het weten.

Waar is de tijd dat ik nog,

in plaats van thee,

een dozijn whisky-cola’s naar binnen gooide?

Nostalgisch kijk ik erop terug.

Er gaat niets boven
met een stuk in je kloten
een wijf lastigvallen
tot ze haar onderbroek uitdoet.

Voor altijd voorbij.

Ik klopte aan.
Terwijl ik stond te wachten
probeerde ik de Adolf uit.

Ik trachtte met name “Wooden Heart”
van Elvis Presley te spelen.

Het lukte me niet.
Noem mij iemand die zwaar overschat is,
en ik wijs je Elvis Presley aan.

Oké, hij heeft drieënzestig nummer 1-hits gehad,
maar moet ik daarvan achterovervallen?
Als je er eens goed over nadenkt,
eigenlijk wel.

Drieënzestig nummer 1-hits.
Je moet het maar doen.

Ik heb maar met twaalf boeken nummer 1 gestaan,
dus bescheidenheid is hier wel op zijn plaats.

En bescheiden ben ik.
Ik ben soms zo bescheiden
dat ik me schaam om
tegen iedereen die het horen wil
te verkondigen dat ik de beroemde auteur Herman Brusselmans ben.

Het valt voor dat,
als iemand mij vraagt,
“Ben jij de beroemde auteur Herman Brusselmans?”,
ik antwoord:
“Dat zou je wel willen, zeikerd.”

Mensen proberen altijd in de nabijheid van beroemde medemensen te vertoeven.

Sinds ik beroemd ben
heb ik nooit meer alleen in de bus gezeten.
En elkaar maar aanstoten
en fluisteren:
“Kijk, daar zit hij, met die zonnebril op en die sigaret achter z’n oor.”

(…)

L114