“De navond komt …”


De navond komt zoo stil, zoo stil,
zoo traagzaam aangetreden,
dat geen en weet, wanneer de dag
of waar hij is geleden.
’t Is avond, stille .. en, mij omtrent,
is iets, of iemand, onbekend,
die, zachtjes mij beroerend zegt:
“’t Is avond en ’t is rustens recht.”

Guido Gezelle (1882)