Anne-Marie Declerck en Walter Van Steenbrugge: groot gelijk – Een journalist is géén politieman en géén magistraat

Op hun altijd interessante site, zijn de advocaten Walter Van Steenbrugge en Anne-Marie Declerck verontwaardigd over de zoveelste stunt van de media, nu weer de VRT, om iemand zonder kans op wederwoord al op voorhand schuldig te verklaren in een trial by media.
Een ernstige kwaal is dat geworden, zeg dat wel.

In hun intro hebben ze het over Het Belang van Limburg dat het in 2010 bestond om,
een online poll te organiseren
waarbij iedereen kon kiezen voor de schuld of onschuld van Els Clottemans
in de zogeheten parachutemoord.

Of de deelnemers aan de poll
of de lezers van de krant
het dossier kenden,
was van geen tel.

De loutere berichtgeving van de krant moest volstaan om te kunnen stemmen over de schuld.
De schaamte voorbij.




Uit de redenering van Anne-Marie Declerck en Walter Van Steenbrugge:

Deze week bracht de Pano-redactie een reportage over vermeende fraude bij het uitreiken van humanitaire visa.
De journalist in kwestie zei daarin de afspraak te hebben gemaakt met het Antwerpse parket
om de reportage uit te zenden op het gepaste ogenblik.

Dat gepaste ogenblik blijkt de dag te zijn van de arrestatie van M.K.,
gemeenteraadslid uit Mechelen,
die in de reportage wordt aangeduid als kopstuk in de visa-fraude.

Het gaat om misdrijven van mensensmokkel,
passieve corruptie,
lidmaatschap van een criminele organisatie
en afpersing.

De reportage brengt geen wederwoord van M.K.
op de aantijgingen door een reeks anonieme getuigen.

Men presenteert aan het publiek al het belastend bewijs nog vooraleer M.K. één woord heeft kunnen spreken of door het gerecht is gehoord.

Geen trial by media zoals in de parachutemoord, maar
investigation by media,…
eigenlijk nog veel erger.





Een strafrechtelijk onderzoek is geheim, dat wil de wet.
Openbaring van dit geheim is zondermeer strafbaar.

Het geheim van het onderzoek heeft ook een doel.
Het dient op de eerste plaats de waarheidsvinding,
dat onderweg niet gehinderd of besmet mag worden
als gevolg van publieke openbaarmakingen.

Het onderzoek moet in alle sereniteit kunnen verlopen
en dit met respect voor de rechten van alle partijen,
hierbij ook inbegrepen deze van de verdachte.

Als alles in de openbaarheid wordt gegooid,
nog voor de verdachte zich heeft kunnen verdedigen,
of zelfs iets zeggen,
dan worden zijn basisrechten geschonden.

Het vermoeden van onschuld
en het recht om in een machtsverhouding met de overheid
niet ook nog extra onderdrukt te worden door de duim van de burger,
zijn fundamentele mensenrechten.

Ze moeten de zwakkere beschermen tegen de disproportionele machtontplooiing die eigen is aan een gerechtelijk onderzoek.


Erger en erger

Na de journalist als politicus,
nu de journalist als politieman of magistraat.

Journalisten zijn geen politiefunctionarissen met aangepaste opleiding.

Het verhoren van getuigen kan tijdens een journalistieke reportage niet volgens de wettelijke waarborgen verlopen van een strafonderzoek.

Die belangrijke regels bestaan niet voor niets,
maar strekken ertoe de foutenmarge in de zoektocht naar de waarheid zoveel mogelijk te verkleinen.


Een zaak van evenwicht

Het Europees Mensenrechtenhof vindt het de plicht van het Openbaar Ministerie om bij berichtgeving over lopende onderzoeken, het evenwicht te herstellen.

Niet in het voordeel van zichzelf,
maar wel in het belang van de verdachte en zijn rechten.

Op het Openbaar Ministerie rust de fundamentele taak om in zo’n gevallen de verdachte te beschermen
en de publieke opinie expliciet te wijzen
op het vermoeden van onschuld als absoluut mensenrecht.

Het Openbaar Ministerie haalt immers zijn bestaansreden precies uit het toezien op de naleving van de wetten en hogere verdragen.


Het omgekeerde

Het Antwerpse parket deed nu precies het omgekeerde van wat het Europees Mensenrechtenhof verplichtend stelt.

Dat deze ontoelaatbare parketpirouette gebeurde
nog vooraleer een onderzoeksrechter over het lot van M.K. moest beslissen,
onder andere over zijn eventuele aanhouding,
tart elke verbeelding.

Te meer nu de beroering van de publieke opinie een criterium is bij de beoordeling van de noodzaak tot hechtenis.

Als het Openbaar Ministerie,
als betrokken procespartij,
de afspraak maakt met een journalist om een zeer bezwarende reportage te brengen
exact op de dag dat het de aanhouding vraagt van de verdachte,
mag deze praktijk minstens bedenkelijk genoemd worden.

Als deze ontoelaatbare praktijk wordt getolereerd,
dan opent zich snel de deur naar volgende cases,
met de zekerheid op misbruiken en afrekeningen allerlei.

Een nieuw tijdperk is dan aangebroken, middeleeuws van aard.

Wie in de pers wordt afgeschilderd als misdadiger,
zal dan veroordeeld zijn nog voor iedere tussenkomst van een rechter.
En dat in een zelfverklaarde rechtsstaat.

We mogen ons de vraag stellen of dit de weg is die we willen opgaan.

De gewenning aan het pseudo-procesvoeren via de media, is op lange termijn bijzonder schadelijk.

Ze tast de erkenning aan van de rechter als enige instantie die oordeelt over schuld.

Bovendien is het een waanidee dat rechters immuun zouden zijn voor wat maatschappelijk beroert.


Donderdag 17 januari 2019