LIT92 – Willem Elsschot (1923)“Een Guinness in Dublin gebotteld, zonder gekheid”


Hoe vaak heb ik Willem Elsschot al herlezen?
Honderdmaal?
Nee, met moet méér zijn!
Hij weegt elk woord, elke zin, elk leesteken.


L91

Intro tot zijn meesterwerk
“Lijmen”
geschreven in 1923

Ik had de man,
die één tafel verder tegenover mij zat,
reeds een paar keer aangekeken,
want hij riep herinneringen in mij wakker,
al wist ik zeker dat ik nooit met zo iemand had omgegaan.

Hij zag er voorspoedig en burgerlijk uit,
als een man van zaken,
en toch deed hij mij denken aan
Vlaamseleeuwenvlaggen en Guldensporenslagen,
aan jongens met baarden en vilthoeden.

In zijn knoopsgat zat een decoratie
en naast hem, op de tafel,
lag een paar keurige handschoenen.

Neen,
ik had nooit omgang gehad met mensen van dat soort
en toch kon ik mijn blik niet van hem afwenden.
Waar, waar, waar?

“Kellner,” vroeg hij opeens, “heb je echte Guinness stout?”
“Jawel,” klonk het rustige antwoord.
“In Dublin gebotteld? Zonder gekheid?”

De kellner gaf geen verder bescheid,
keerde hem de rug toe
en riep donderend: “Un stout, un!”

Toen de man “zonder gekheid” zei,
wist ik dat hij Laarmans heette,
want zijn stemklank was niet veranderd
en
tien jaar geleden
had hij dezelfde woorden precies zo uitgesproken.

“Hoe maak je ‘t, Laarmans?”
vroeg ik, terwijl hij zijn stout proefde.

Hij zette zijn glas neder,
keek mij aan en herkende mij dadelijk.

“Wel, heb ik van mijn leven!”

Een ogenblik later zat hij aan mijn tafeltje
en bestelde ’n tweede fles stout,
zonder te vragen of ik er trek in had.

Toen ik de fles echter nadenkend aankeek,
want ik dacht dat ik nu op mijn beurt zou moeten tracteren
en ik vond die Guinness nog al duur,
toen vroeg hij dadelijk of ik soms de voorkeur gaf aan een glas wijn
“of zo iets”.

Wat was die Laarmans veranderd!
Ik had hem gekend als een haveloze voorvechter,
met lang haar dat de kraag van zijn jas vettig maakte,
een grote pijp met een kop die een doodshoofd verbeeldde,
een zware knuppel, waarmede hij dreigend zwaaide
wanneer hij gedronken had of in een optocht liep.

Niemand kon toen als hij
“Vliegt de Blauwvoet! Storm op zee!” roepen
en hij was dan ook,
bij mijn weten,
tweemaal door de politie ingerekend
voor dingen die hij niet gedaan had,
alleen maar omdat hij er zo gevaarlijk uitzag.

Hij haalde een zilveren koker uit zijn zak
en bood mij een “gold tipped cigaret” aan.
Abdullah geloof ik, in ieder geval een fijn goedje.

“Wat voer je tegenwoordig uit, Laarmans?”
waagde ik eindelijk.

Hij dacht even na en lachte.
“Wat of ik uitvoer?” vroeg hij terug.
“Ja, wat zal ik je zeggen?
Makkelijk om te vertellen is dat niet
en nog minder om ’t zo maar dadelijk te snappen.”

“Dat vroeg ik tien jaar geleden aan Boorman ook
en hij probeerde ’t mij duidelijk te maken.
Maar ik had maanden praktijk nodig om de zaak te begrijpen.”

“Nog een stout?”
En hij bestelde werkelijk nog twee flessen.
“Ik betaal alles,” stelde hij mij gerust.

(…)


Willem Elsschot
Antwerpen 1882
RIP Antwerpen 1960
Opstandige bakkerszoon
Journalist
Dichter
Schrijver
Zakenman
Hoeveel Frans Laarmans?
Hoeveel Charles Boorman?