’s Morgens zie ik ze liggen, dood

Het valt me nu zelf op dat ik vaker achteruit kijk en veel minder vooruit.

Is dat het signaal dat het verleden zwaarder weegt dan de toekomst? Een toekomst die niet meer gemeten wordt in tientallen jaren, maar in handvollen jaren.

Daarom dat vergeten dingen van vroeger me inhalen?

Bij het joggen, ’s morgens, zie ik ze liggen.
Dood.
Verpletterend of in volle schoonheid en toch stijfdood.

Bosduiven?.
Reisduiven, denk ik.
Met een ring.

Is er door de lange hitte een rampvlucht geweest?
Zijn er hier kladden neergestreken,
gelokt door de grote vijvers en dreven in de buurt?


De duivensport.
Staat daarover nog iets in de gazetten?
Ik zie het nergens meer.




Duiven,
ik heb er ooit veel over geweten en geschreven.


Begin jaren 70 moet er een eindeloos lange winter zijn geweest,
met sneeuw en blijven-vriezen.

De voetbalcompetitie lag stil,
van de hoogste tot de laatste afdeling.
En dat duurde weken, ik schat zelfs maanden.

Op Het Nieuwsblad wisten ze ook niet meer hoe de regionale pagina’s te vullen.
Rubriekleider  Frans Tettelin uit Breendonk belde mij.
Of ik reportages én foto’s kon maken over de grote duivenmelkers in de provincie.
In volle winter.

-“Die mannen hebben nu toch tijd genoeg.”
Ik?
-“Ja, gij zult wel kunnen.
Stel hen de vragen die in u opkomen.
Gij komt niet het milieu, dus het zal minstens origineel zijn.”

Dus, ik volgde in de krant de uitslagen van de vluchten.
Het werd een passie.


Ik leerde Frankrijk kennen,
niet door de Tour
maar doorheen de duivensport.


Hoe heerlijk klinken de namen van de plaatsen waar de duiven gelost werden.
Ik ken ze vandaag nog uit het hoofd.

Quiévrain, Saint-Quentin, Noyon,
Angoulène, Argenton, Bourges,
Châteauroux, Dourdan, La Souterraine,
Limoges, Narbonne, Noyon,
Bordeaux, Barcelona en London.


Snelheidsvluchten,
vitesse,
halve fond,
fond
en zelfs vluchten die twee of drie dagen duurden.
Nijvel voor de beginners.


 



Ik leerde snel.

Duiven, duivers, duivinnen, jaarlingen,
jonge duiven, oude duiven,
spelen-op-weduwschap,
spelen-op-nest,
de inkorvingen, de inleg, de combinaties,
de uitmaak,
de hogere wiskunde waarmee uitslagen worden berekend,
duiven die aan het einde van het seizoen pennen verliezen,
het mysterie van de gecontroleerde voortplanting,
de gestolen eieren,
inbraken, diefstallen,
doping,
de genadeloze concurrentie.

Een journalist kan zich daarin uitleven.


Een duivenmelker is als een God die beschikt over leven en dood
en die de voorplanting regelt naar zijn eigen beeld en gelijkenis,
om het bijbels te zeggen.


’s Morgens op de radio,
enkele minuten voor het uur,
“mededelingen voor de duivenliefhebbers”.

Over zwaar betrokken lucht in Quiévrain,
opklaringen in Arras,
de begeleiders Mollekens en Vanachter die wachten op opklaringen.

Voorgelezen op de radio door omroepers met speciale zondagochtendstemmen.
Gaby Moortgat,
Wim De Lathouwer en Johan Roggen,
Willy Delabastita eventjes,
die namen herinner ik me.
Er waren er nog.


Een wondere en boeiende wereld waarin ik echt niet kon blijven want ik had andere journalistieke ambities.


De gesprekken met de duivenmelkers,
veel ouder en wijzer dan ik,
en de reportages die ik daarover maakte,
zijn me altijd bijgebleven.

Die mannen droegen dan wel dag en nacht een stofjas
en woonden in hun duivenhokken,
maar dat waren verstandige mensen.


In het gedrag van hun duiven
herkenden ze de gedragingen van de mens.
Er is geen verschil.
Passie.
Overspel.
Afgunst.
Jaloersheid.


 



De duivensport is commercie.
Grote commercie voor de groten,
kleine commercie voor de kleinen.

De manier waarop zij mij de kwaliteiten van hun asduiven beschreven,
dat kan de beste politieker vandaag niet.


Ik heb nooit wild meegedaan aan dat gejubel
over de fysieke en psychische eigenschappen van duiven.

De lezers zouden onmiddellijk aanvoelen dat ik een spel meespeelde.


 


Bij mijn eerste reportages hoorde ik hen vragen hoeveel mijn artikel moest kosten.
En het mocht best wat meer zijn.


Ze werden achterdochtig toen ik geen geld wilde aannemen.
-“Waarom maakt ge dan een reportage?”

Ik ben tot op vandaag blij dat ik het nooit heb aangenomen.

Mijn plezier was er niet minder om.

En ik heb nog jaren hartelijke contacten met hen gehad.
Helaas behoort geen van hen nog tot de levenden.

28 augustus 2018