Serie 112 – RIP Luc Deflo – “…en haar lichaam, dat verscheidene messteken vertoonde, was overdekt met geronnen bloed”

Luc Deflo
Mechelen, 27 februari 1958
RIP – Brussel, 26 november 2018)
Bij de beste schrijvers van thrillers
Debuut 1999 met “Naakte Zielen”
Eerste psychologische thriller
rond speurdersduo Deleu en Bosmans
Meteen genomineerd voor de Hercule Poirotprijs
Daarna volgden nog altijd spannende en goed geschreven thrillers,
heel realistisch.


Luc Deflo, sober begraven, waardevolle boeken




Fragmentjes uit “Naakte Zielen”
(debuut 1999)
Uitgeverij Manteau


(…)

Dirk Deleu had de kranten gelezen.
Hij wist waar zijn vriend Jos Bosmans voor kwam.

“Hoeveel weet je van die zaak?”

“Wat er in de kranten stond en wat jij me aan de telefoon verteld hebt”, zei Dirk.
Ze denken dat het een roofmoord was.”

“Het was geen roofmoord.
Het was een slachting, een rituele slachting.
Het hele gezin beestachtig afgemaakt.
We hebben de pers op het verkeerde been gezet om te voorkomen dat er paniek zou uitbreken.”

Bosmans legde zijn hand op zijn mond,
kneep zijn neusgaten dicht,
keek jachtig over zijn schouder
en prevelde:
“Zoiets zag ik nooit eerder, Dirk.
Het is een beest… er loopt een beest rond in Mechelen.
Misschien wel twee.
We denken aan een man en een vrouw.”

“Waarom?”

“De messteken zijn blijkbaar door verschillende personen toegebracht
en op verschillende tijdstippen.
Ik mag er niet aan denken dat ze met tweeën zijn.”

(…)

Hij schoof de tweede foto achteloos onderaan.
Zijn adem stokte en zijn maag maakte een dubbele schroef.

De blonde vrouw lag in bed.
Naakt,
haar handen voor haar borst gevouwen
en haar vingers krampachtig ineengestrengeld.

Haar geopende ogen drukten opperste ontzetting uit
en haar lichaam,
dat verscheidene messteken vertoonde,
was overdekt met geronnen bloed.

In haar schaamstreek gaapte een groot gat.

De muur achter haar zat vol bruine vlekken.
Bloedspatten, geen twijfel mogelijk.

De foto glipte van tussen Deleus vingers
en dwarrelde op het tapijt.

(…)

Bosmans vroeg zich af wat Deleu in dit godvergeten gat eigenlijk voor de kost deed.
Een rechercheur in ballingschap.
Een uitgebluste ambtenaar.

Hoewel, als psycholoog en criminoloog had hij waarschijnlijk snel een baan gevonden.

(…)

Bosmans herademde.
Deleu was zijn enigszins macabere zin voor humor nog niet kwijtgespeeld.
Het klikte nog steeds.
Net zoals vroeger
toen ze een perfecte tandem vormden
en de een
intuïtief aanvoelde
wat de ander van plan was.

“Heb je gelezen wat Het Laatste Nieuws gisteren over de zaak gepubliceerd heeft?”

Deleu knikte moeizaam.
Het misprijzen droop van zijn gezicht.

“Ze schrijven dat …”

“Ik geloof er geen fluit van,” onderbrak Deleu hem.

“Het artikel is van de hand van Peeters,
dan weet je toch dat je het met een korreltje
– wat zeg ik, een korreltje?
– een zak zout moet nemen.
Die idioot leert het nooit.”

Deleu wendde zijn blik af,
staarde naar het knetterende houtvuur,
slofte naar de rieten mand,
knielde bij de haard
en legde er een houtklomp in.

(…)

“Na wat je in de kranten gelezen hebt over de moord,
moet jij toch geweten hebben dat hem om een psychopaat ging?”

“Ik heb gelezen wat Peeters geschreven heeft.
Komaan, ik ben Superman niet.”

“Waarom heb je niet gereageerd?” vroeg Bosmans aarzelend.

“Ik ben eruit gestapt.”

“Ach, loopbaanonderbreking!
Ik trek aan twee, hooguit drie touwtjes
en you’re back in business, partner!”

Deleu zweeg,
meed Bosmans’ blik
en had slechts oog voor zijn vingernagels,
als speurde hij naar rouwrandjes.

“Ik speel niet meer mee.”
Deleu articuleerde ieder woord.

Bosmans schudde zijn massieve grijze hoofd,
balde de vuisten en zuchtte.
Er klonk vertwijfeling in die laatste zucht.

Deleu vroeg zich af of dat een onderdeel van Jos’ strategie was.

(…)