Jan De Man 2

Donderdag 1 september 2016. Een kleine 100 nieuwe, jonge en enthousiaste kandidaat advocaten staan ietwat bedeesd, sommigen nog wat verlegen, anderen een klein beetje onder stress maar allemaal toch trots om zich heen kijkend onder de goedkeurende ogen van familie en patrons buiten op de treden van het stilaan bouwvallige Hof van Beroep te wachten tot zij, na de vooraf aangekondigde veiligheidscontrole, zullen toegelaten worden tot de plechtige zittingzaal waar ze in groep de eed van getrouwheid aan de Koning en de Grondwet en de wetten van het Belgische volk zullen afleggen. De zon doet nog altijd heel veel moeite om de grijze wolken te overheersen. Een memorabele dag voor ieder beginnend advocaat. Ik ben daar om een nieuwe stagiaire te begeleiden op haar eerste dag maar de herinneringen aan 41 jaar geleden toen ik op dezelfde plek dezelfde eed aflegde zijn plots heel vers en duidelijk. Lou Reed zong het heel lang geleden al: “…it’s just a perfect day…!” Toen, heel lang geleden, was ik heel erg onder de indruk, overdonderd eigenlijk, door die vele rode toga’s met hermelijn en vele decoraties, de zeer lange redevoering van de Procureur – generaal, de verwelkoming door de Eerste Voorzitter die ons wel wees op het vele werk dat ons te wachten stond maar ook meegaf dat de advocatuur één van de mooiste, zo niet het mooiste, beroep ter wereld was! De laatste jaren zijn plechtige openingszittingen veel van hun oorspronkelijke luister verloren. De kandidaat advocaten worden niet meer voorgesteld aan de Eerste Voorzitter van het Hof noch aan de Procureur – generaal; de eedaflegging gebeurt (bijna) in koor. Ook dit moet sneller en korter. Nu werd er na de eedaflegging alleen gesproken door de Eerste Voorzitter en een Stafhouder. De Stafhouder filosofeerde over de advocateneed en beklemtoonde dat de advocaat anno 2016/2017 zijn/haar beroep misschien wel zal moeten uitoefenen in de snelst evoluerende periode van de mensheid en vooral een goede manager zal moeten zijn. De Eerste Voorzitter legde vooral – zoals zijn vele collega’s voor hem ook al deden – de nadruk op de belangrijkheid van ons beroep als één van de actoren van justitie met daarbij de goede raad steeds voldoende voorbereid naar een zitting te gaan met een dwingend verzoek vooral geen al te uitgebreide conclusies op te stellen “… omdat de kwaliteit van uw argumentatie nu eenmaal niet recht evenredig is met de omvang van uw conclusie…”! Mijn splinternieuwe collega’s kregen ook de mededeling mee dat het moet gedaan zijn met de strapatsen van
strafpleiters waarbij de topmagistraat graag nog meedeelde dat een voorstel werd overgemaakt aan de Minister van Justitie om dergelijke mistoestanden in de toekomst ernstig te sanctioneren. Zelf al enige tijd behorend tot deze paria’s van het recht blijf ik het bijzonder moeilijk hebben met dergelijke platitudes. Waarom altijd toch veralgemenen? Waarom wordt er veel minder uitgehaald naar mogelijke mistoestanden bij beoefenaars van andere rechtstakken? Wie zal er in de toekomst dan die beweerde strapatsen gaan beoordelen en sanctioneren? Diezelfde rechters die sommige strafpleiters nog zo weinig mogelijk in hun rechtszaal willen aanhoren?? Wie zal er beslissen wat nu wel of geen strapats is? Ik mag hopen dat men er toch al bij stilgestaan heeft dat het de verdomde plicht van de advocaat is alle mogelijke wettelijke procedures op te starten en andere initiatieven te nemen wanneer dat in het belang is van zijn cliënt? Wanneer ik als strafpleiter in eer en geweten, zoals mijn eed voorschrijft, tot de conclusie kom dat een pleidooi/proceduremiddel/initiatief in het belang van mijn cliënt noodzakelijk is, zal ik daar nooit van afzien omdat een buitenstaander dat onaanvaardbaar en tijdrovend vindt of afgekeurd zou worden door de publieke opinie. Daar aan toegeven, zou het einde van een rechtstaat mee in de hand werken. De lezer zal wel begrijpen dat ik vorige donderdag het Hof van Beroep dus met gemengde gevoelens verliet. Het zou er niet beter op worden toen ik ’s avonds de Procureur – generaal van Brussel tijdens de nieuwsuitzending op VRT 1 hoorde aankondigen dat in zeer zware strafzaken en vooral terreurdossiers “… meer ogen en oren op het terrein…” nodig waren waarbij hij het “… beroep doen op burgers om te infiltreren in bepaalde milieu’s …” wel een optie vond waarover ernstig moest nagedacht worden. Zeer terecht wees collega strafpleiter Van Steenbrugge op het grote gevaar van dergelijke onderzoeksmethodes! Niet alleen als strafpleiter maar vooral als gewone burger van dit land mag ik er niet aan denken dat deze proefballon van de Brusselse Procureur – generaal ooit wet wordt. Ik wil mijn laatste jaren op deze aardbol niet doorbrengen in een verklikkersamenleving en hoop dat mijn zonen en hun kinderen hiervan ook zullen gevrijwaard blijven! ’s Avonds op 1 september 2016 verdreven de grijze wolken helemaal de zon toen onze Minister van Justitie reageerde met de mededeling dat hij het idee van de Brusselse PG wel de moeite waard vond om over na te denken… Justitia quo vadis? En het hield niet op. Een meerderheidspartij opperde dat het wettelijk mogelijk moest zijn in bepaalde omstandigheden de noodtoestand in het land te kunnen afkondigen. De Minister van Binnenlandse Zaken die tot dezelfde partij behoort, ging nog een stap verder: “… we moeten wel nadenken hoe we een klasse hoger kunnen spelen op vlak van veiligheid. De vraag is: moeten we in uitzonderlijke omstandigheden nog een rechter vooraf laten oordelen? Of kan dat ook achteraf? Ik wil dat een beperkt aantal rechtbanken zich met terreurzaken gaat bezig houden. Het probleem is dat rechters vandaag alle mogelijke dossiers achter mekaar behandelen, van een sacochendief tot een terrorist. Ze staan te weinig stil bij het verschil daar tussen. Je moet dat gevoel van straffeloosheid wegnemen. Als we er dan één pakken, zijn rechters soms te laks in hun beoordeling…” Voila! Dergelijke onnozelheden doen me met schrik terug denken aan de tijden van de “Terreur” met Robespierre kort na de Franse revolutie. Willen we allemaal – niet alleen advocaten maar alle burgers van dit land – eens grondig en dringend nadenken over de officiële standpunten van 1 van onze topministers en hiertegen protesteren a.u.b.? Ik prijs me een heel klein beetje gelukkig dat onze Minister van Justitie niet meedoet aan dergelijk spierballenvertoon over veiligheid maar het had, wat mij betreft, toch een ietsiepietsie meer krachtdadiger reactie mogen zijn dan dat ene zinnetje waarin staat dat “… rechters echt wel weten hoe ze met dit soort feiten moeten omgaan en kunnen uitmaken wat kwalijk is en wat niet…” Het staat immers als een paal boven water vast dat onze rechters – en niet alleen zij die in strafzaken zetelen! – al jaar en dag bovenmenselijke arbeid leveren in dikwijls zeer deplorabele omstandigheden en de laatste jaren alleen maar te horen krijgen dat er moet bespaard worden en het sneller moet gaan in justitie. Hun repliek dat haast en spoed zelden goed is voor justitie, belandt steevast in dovemansoren.