Onze zomerserie 6/25
Hendrik Conscience (in 1838)
‘… en zwoeren in hun ziel, dat zij tot de dood vechten zouden’

  • Hendrik Conscience (1812-1883)
  • De Leeuw van Vlaenderen
  • Geschreven in 1838
  • pagina 161 en volgende
  • Het gevecht is bezig …
  • ‘Eindelijk een boek in ’t Vlaemsch’

  • Het is moeizaam lezen in een taal die toen zogoed als geen spellingsregels kende
    en voor een epos dat veelal in de dorpen werd voorgelezen.
  • Toen waren velen nog analfabeet, waardoor de zwaarwichtigheid en dramatiek nog groter werd.
  • De fiere, moedige Vlaming versus de hovaardige Fransmannen.
  • Hoeveel Vlamingen hebben dat boek de jongste 75 jaar gelezen?

(...)

De ijselijke slagen der zwaarden
op de helmen en beukelaars
deden het omstaande geboomte weergalmend dreunen,
bloed liep onder de harnassen uit;
doch in de drift der wraak gaven de kampers hierop geen acht,
en gingen hijgend in het strijden voort.

De wapenuitrustingen
waren op veel plaatsen doorhakt en verbroken,
en het paard van de De St.-Pol had een wijde wonde in de nek,
het liet zich daarom door zijn meester niet wel meer sturen
en deze had de grootste moeite om de slagen 
van de zwarte ridder te ontwijken.

Ziende dat het gevecht voor de Fransen een zeer nadelige wending kreeg
deed hij een teken aan de soldenier die de Vrouw bewaarde.

De ruiter
dit verstaande
poogde,
volgende het bevel,
van het slagveld te vluchten,
maar de zwarte ridder begreep zijn inzicht,
en de spoor in de zijde zijns dravers drukkende,
sprong hij plotseling voor de soldenier,
terwijl hij
met kundigheid 
de slagen der overige vijanden wist af te weren,
riep hij:
“Op uw lijf en ziel, zet die Vrouw ter aarde.”

Zonder op die roep te letten 
keerde de soldenier zijn paard ter zijde
en zocht alzo uit de baan te springen;
maar het zwaard van de zwarte ridder 
viel met een verdubbelde kracht op zijn helm,
en kloof hem het hoofd tot bij de schouders.

Het bloed sprong in twee dikke stralen uit de nek van de ruiter
en viel terug op het hoofd
en het witte kleed der maagd,
haar fijne lokken werden er gans door bevochtigd,
en verfden zich met een donkerrode kleur.

De geslachte Fransman viel uit het zadel;
alhoewel het leven in hem was opgehouden,
bleven er echter nog krachtige stuiptrekkingen 
in de spieren van het lijk,
en het meisje werd nog met nijdigheid tegen het harnas gedrukt.

Na een vluchtige ogenblik lieten de armen van het lijk haar los,
Vrouw en lijk rolden beiden op de grond.

Terwijl 
had de zwarte ridder 
nog een andere Fransman in de baan nedergeworpen
en er bleven hem niet meer dan drie vijanden over.

Het gevecht scheen nu nog hardnekkiger te worden,
want bij het zien van het rokende bloed,
wierden deze strijdbare mannen als door razernij vervoerd;
de paarden werden heen en weer geslingerd
en briesten bij elke slag die op hun ijzeren deksel neerviel.

Het meisje lag zonder gevoel tussen hun voeten;
daar zij bij de val eerst uit de zadel raakte,
was het lijk van de soldenier op haar gevallen
en zo bevond het bloedend lichaam zich boven haar.

Verwonderlijk was het dat de paarden haar niet kwetsten,
want zij stampten om en bij haar,
doch raakten haar uitgestrekte leden niet,
alleenlijk stampten deze dieren de aarde der baan in de hoogte,
en bedekten de wangen der maagd met slijk en stof.

De strijders hijgden om adem,
en waren allen,
door zware kneuzingen
of verlies van bloed,
verlamd of verzwakt:
echter hielden zij niet af
en zwoeren in hun ziel,
dat zij tot de dood vechten zouden.

(...)

L45