Grote Vlaamse schrijvers – Ernest Claes (in 1942) – ‘… en dan zijt ge gaan neerliggen, voorgoed’

Ik lees niet vaak meer, ik herlees veel. Oude Vlaamse schrijvers die al tientallen jaren worden doodgezwegen in het onderwijs. Wie jonger is dan 50 jaar, heeft wellicht nooit van deze schrijvers gehoord. Zoals die pakkende bladzijde geschreven in 1942, door Ernest Claes (1885-1968) in in zijn vergeten boek “Van den Os en den Ezel”.

Ik ken geen schrijver die vandaag deze gevoelens onder simpele woorden kan brengen.


“… Mijn vader,
toen weer een jaar voorbij was,
en de nieuwe zaaitijd kwam,
zijt ge uw laatsten gang gegaan.

Op een nanoen zijt ge over den weg gestapt
voor ons huis,
uw linkerhand rustte op mijn kinderschouder,
en
gekomen aan den rand van het veld
hebt ge uw blik laten gaan over uw akkers,
en over uw zonen die daar doende waren.

Wat ge toen gedacht en gewenscht hebt,
dat was iets tusschen God en u zelf.

Daar was geen verdriet in uw vaste hand,
geen klacht in uw sterken blik,
toen gij zoo hebt afscheid genomen.

Rustig hebt ge dat gedaan.

Dan zijt ge gaan neerliggen,
voorgoed,
als een vast besluit.

Het raam stond open,
en
met de oogen toe
hebt ge geluisterd naar de oude geluiden
op het hof
en rond het huis.

Ge hebt geluisterd
naar den stap van de paarden
en het tinkelen van hun bellen,
naar het vee
dat loeiend de stal in trok,
naar de stemmen van uw zonen en uw hoevevolk.

Gij zoudt het nieuwe graan niet meer zien gedijen,
gij zoudt den nieuwen oogst niet meer zien rijpen,
maar geen klacht kwam over uw lippen.

Uw taak was afgedaan
en gij hadt het aanvaard.”

(…)

“Toen wij achter de kar stapten,
waarop gij naar het kerkhof gevoerd werdt,
stond het paard ineens stil,
vlak naast het veld.

Wat het was, wisten we niet,
maar we stonden allen stil.

En onwillekeurig hebben allen,
die ter uitvaart meegingen,
den kop terzij gekeerd, naar uw land,
omdat ze onbewust voelden dat het dààrom was
dat het paard bleef stilstaan.

Mijn aartsvaderlijke vader,
wat sta ik nog altijd dicht bij u.”